Aan het eind van de les kan ik Het lijdend voorwerp in een zin vinden.
Slide 4 - Slide
Terugblik
Tijdens de vorige les hebben we geoefend met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.
Wie kan vertellen wat het verschil is?
Persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een mens, dier of ding.
Bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
Slide 5 - Slide
Terugblik
Wat zijn de pers.vnw en bez. vnw in de volgende zinnen?
Ik heb mijn mobiel laten liggen. Lieke, ligt deze misschien nog in jouw huis?
Wij hebben gisteren samen bij ons thuis gekookt.
Slide 6 - Slide
Instructie
We gaan nu kijken naar het lijdend voorwerp in een zin.
Bijna alle zinnen hebben een onderwerp en een gezegde. Een zin kan nog meer zinsdelen hebben, bijvoorbeeld een lijdend voorwerp (lv). Een lijdend voorwerp geeft meestal aan wie of wat iets overkomt.
Slide 7 - Slide
Instructie - schrijf op in je schrift
Zo vind je een lijdend voorwerp
Bijvoorbeeld: Sifan Hassan heeft een gouden medaille gewonnen.
1.
Zoek de persoonsvorm (pv).
Gebruik de vraagproef of de tijdproef.
pv = heeft
2.
Zoek het onderwerp (ow).
Vraag: wie of wat + pv
Vraag: wie heeft?
ow = Sifan Hassan
3.
Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg).
Noteer alle werkwoorden in de zin.
wg = heeft gewonnen
4.
Zoek het lijdend voorwerp (lv).
Vraag: Wat (soms: Wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.
Vraag: Wat heeft Sifan Hassan gewonnen?
lv = een gouden medaille
Slide 8 - Slide
apps.noordhoff.nl
Slide 9 - Link
Toepassing
Wat is in de zin het lijdend voorwerp?
1. De nieuwe trainer van ADO / besprak / de tactiek / met de aanvoerder van het team.
2. Tijdens het telefoongesprek /vertelde / hij / Loes / de waarheid.
Slide 10 - Slide
Toepassing
Jullie gaan naar Nieuw Nederlands.
Cursus 5 - Grammatica
Paragraaf 6 - ZD Lijdend voorwerp
Jullie maken tijdens de les alle opdrachten af. Ben je klaar? Dan kan je beginnen aan de oefentoets van paragraaf 6.
Slide 11 - Slide
Toepassing
Slide 12 - Slide
Evaluatie en huiswerk
Wat was het lesdoel van deze les?
Aan het eind van de les kan ik persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.
Huiswerk: Geen huiswerk als je alle opdrachten af hebt. Anders de opdrachten van paragraaf 6 afmaken.