3Havo scheikunde 7.2 les 1 Welke factoren bepalen de reactiesnelheid?

Hoofdstuk 7 - Paragraaf 2
Welke factoren bepalen de reactiesnelheid?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7 - Paragraaf 2
Welke factoren bepalen de reactiesnelheid?

Slide 1 - Slide

Programma van deze les
Leerdoelen
2 leerlingenexperimenten
Zelf verder werken in Lesson Up
Huiswerk

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet wat met verdelingsgraad bedoeld wordt

  • Je weet twee manieren om de reactiesnelheid te beinvloeden.

Slide 3 - Slide

Practicum 3 en 4 op blz 139
Jas en bril nodig
Schrijf de antwoorden op de vragen allebei in je schrift op.
    • P3 Invloed van de verdelingsgraad
    • P4 Invloed van de temperatuur

    Maak een grafiek van P4
    Maak de les af op LessonUp

    Slide 4 - Slide

    Slide 5 - Slide

    Slide 6 - Slide

    Je kent nu twee manieren waarop je de  reactiesnelheid kan verhogen:
    1. Door de temperatuur te verhogen 
    2. Door de reagerende stoffen fijner te verdelen
    De volgende lessen ga je nog twee factoren leren kennen:
    • Door de concentratie van de reagerende stoffen te verhogen (de concentratie is het aantal gram stof dat per liter is opgelost). 
    • Door een katalysator te gebruiken (dat is een stof die wel aan de reactie mee doet maar niet wordt verbruikt)

    Hoe werkt dit nu precies??  Uitleg met het botsende deeltjes model.

    Slide 7 - Slide

    Het botsende deeltjes model
    Voor een chemische reactie is het nodig dat de moleculen van de beginstoffen met elkaar kunnen botsen. 
    Als er een effectieve botsing (krachtig botsing) plaats vindt ontstaat er een nieuw molecuul.

    Slide 8 - Slide

    Invloed van de temperatuur
    Bij een hogere temperatuur     ->
    bewegen de moleculen sneller  ->
    de moleculen botsen vaker en harder    ->
    er zijn meer effectieve botsingen  ->
    de atomen hergroeperen snel tot nieuwe moleculen  ->
    de reactiesnelheid neemt toe

    Slide 9 - Slide

    Invloed van de verdelingsgraad
    Als je een stof fijner verdeelt     ->
    vergroot je het oppervlak dat in contact kan komen met een andere stof   ->
    per seconde zullen de moleculen meer en effectiever botsen ->
    de reactiesnelheid neemt toe

    Slide 10 - Slide

    De fijnste verdeling van een stof is een verdeling in losse deeltjes.
    In welke fase is de stof dan?
    A
    vast
    B
    vloeibaar
    C
    gas

    Slide 11 - Quiz

    Heeft een opgeloste stof ook de fijnste verdeling?
    A
    ja
    B
    nee

    Slide 12 - Quiz

    Je hebt een kubus met ribbes van 10 cm. Bereken het totale oppervlak van de kubus.
    A
    60 cm2
    B
    100 cm2
    C
    600 cm2
    D
    800 cm2

    Slide 13 - Quiz

    De kubus met ribbes van 10 cm had een oppervlak van 600 cm2. Hij wordt nu in allemaal kleine kubusjes gezaagd met een ribbe van 1 cm. Bereken het totale oppervlak van al deze kubusjes bij elkaar.
    A
    100 x 6 = 600 cm2
    B
    1000 x 6 = 6000 cm2
    C
    1000 x 10 = 10000

    Slide 14 - Quiz

    Leg aan de hand van het voorbeeld met de kubus en het botsende deeltjes model uit waarom het verpoederen van een stof invloed heeft op de reactiesnelheid.

    Slide 15 - Open question


    Slide 16 - Open question


    A
    2 - 3 - 1 - 1
    B
    2 - 1 - 3 - 1
    C
    4 - 3 - 6 - 2
    D
    4 - 6 - 3 - 2

    Slide 17 - Quiz

    Welk stukje ijzer roest het snelst?
    A
    in 1 roest staalwol het snelst en in 2 het langzaamst
    B
    in 1 roest staalwol het snelst en in 3 het langzaamst
    C
    in 2 roest staalwol het snelst en in 1 het langzaamst
    D
    in 3 roest staalwol het snelst en in 1 het langzaamst

    Slide 18 - Quiz

    Terugkomen op de leerdoelen
    • Je weet wat met verdelingsgraad bedoeld wordt

    • Je weet twee manieren om de reactiesnelheid te beinvloeden.

    Huiswerk: lees paragraaf 7.2

    Slide 19 - Slide

    Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.

    Slide 20 - Open question

    Schrijf een of twee dingen op die je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

    Slide 21 - Open question