3H SK NOVA katern les 6 - 3.2 Reactiesnelheid

NOVA katern 
Paragraaf 3.2

Les 6 : Reactiesnelheid


Nodig: schrift en rekenmachine 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

NOVA katern 
Paragraaf 3.2

Les 6 : Reactiesnelheid


Nodig: schrift en rekenmachine 

Slide 1 - Slide

De snelheid van reacties
De reactiesnelheid is:
  •  de hoeveelheid beginstof die per seconde verdwijnt 
    of
  • de hoeveelheid reactieproduct die per seconde wordt gevormd

Neem over in je schrift!

Slide 2 - Slide

5 factoren die van invloed zijn op de reactiesnelheid:
  • Concentratie
  • Verdelingsgraad
  • aanwezigheid van een Katalysator
  • Soort stof 
  • Temperatuur

Neem over in je schrift!

Slide 3 - Slide

Verklaring op micro-niveau
We gaan nu op deeltjes niveau verklaren waarom
 de 5 factoren  invloed hebben op de reactiesnelheid.

Daarvoor maken we gebruik van het botsende-deeltjes model


Slide 4 - Slide

Botsende-deeltjes model
Moleculen zijn voortdurend in beweging en botsen tegen elkaar.
Als de moleculen met de juiste snelheid en in de juiste richting tegen elkaar botsen:
  • worden de bindingen tussen de atomen in de moleculen verbroken
  • kunnen de atomen nieuwe bindingen vormen
  • er ontstaan nieuwe moleculen

Slide 5 - Slide

Een effectieve botsing
een botsing waarbij nieuwe moleculen ontstaan.
Als de moleculen te weinig snelheid hebben of niet in de juiste richting botsen dan blijven de moleculen intact. 
(= niet-effectieve botsing)

Slide 6 - Slide

Welke afbeelding geeft een effectieve botsing weer?
A
B
C

Slide 7 - Quiz

Reactiesnelheid
Hoe meer effectieve botsingen er per seconde plaats vinden, hoe sneller de reactie verloopt.

Met dit botsende-deeltjes model gaan we de invloed van de 5 factoren verklaren.

Slide 8 - Slide

Concentratie
(aantal gram stof per liter)

Slide 9 - Slide

lagere concentratie
hogere concentratie -> meer deeltjes aanwezig per liter -> meer effectieve botsingen per seconde

Slide 10 - Slide

Verdelingsgraad
(hoe fijn een stof is verdeeld)

Slide 11 - Slide

Vergelijk het oppervlak in de verschillende situaties

Slide 12 - Slide

Verdelingsgraad
Bij een chemische reactie met twee of meer beginstoffen is het belangrijk dat de stoffen goed met elkaar in contact komen.

fijner verdeelde stof --> grotere verdelingsgraad
--> groter contactoppervlak 
Hoe groter het contactoppervlak, hoe meer effectieve botsingen er per seconde kunnen plaatsvinden.

Slide 13 - Slide

 Katalysator
Bekijk het filmpje op de volgende dia!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

 Katalysator verlaagt Eact

Slide 16 - Slide

Met welk model kan je de werking van een katalysator uitleggen?
A
energie diagram
B
botsende-deeltjes model

Slide 17 - Quiz

IJzer kan met water en zuurstof reageren tot roest.

Geef de reactievergelijking.
De formule van roest is:
FeO3H3(s)

Slide 18 - Open question

Roesten is een langzame reactie. Zout katalyseert de reactie. Daarom moet je in de winter, als er zout is gestrooid, je fietsketting extra beschermen tegen roesten.

Leg uit hoe je de ketting van je fiets kunt beschermen tegen roesten.

Slide 19 - Open question

Soort stof
Stoffen die op elkaar lijken (bijvoorbeeld metalen) kunnen met een verschillende snelheid reageren.


Slide 20 - Slide

Als je het metaal magnesium verhit met een brander verbrandt het snel met fel wit licht.
Het metaal ijzer verbrandt niet als je het verhit met een brander, maar gloeit alleen.

Slide 21 - Slide

Temperatuur

Slide 22 - Slide

lagere temperatuur
hogere temperatuur -> de deeltjes bewegen sneller -> botsen vaker -> meer effectieve botsingen per seconde

Slide 23 - Slide

lagere temperatuur
hogere temperatuur -> de deeltjes bewegen sneller -> botsen harder -> meer effectieve botsingen per seconde

Slide 24 - Slide

Temperatuur
Vuistregel:
--> bij een verhoging van de temperatuur met 10 graden Celcius --> wordt de reactiesnelheid 2x zo groot.

Slide 25 - Slide

Eigen werk + HW
  • Leren uit het overgangskatern blz 99 t/m 101

  • Maken + nakijken opgaven 10 + 11 + 13 t/m 16
 




Slide 26 - Slide

Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 27 - Open question

Schrijf één of twee dingen op die je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 28 - Open question

EINDE

Slide 29 - Slide