2. Arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden deel 2

1 / 33
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Welke van de volgende redenen is géén motief om te werken?
A
Sociale contacten opbouwen
B
Sociale contacten opbouwen.
C
Meer tijd voor hobby's creëren.
D
Jezelf ontwikkelen (ontplooien).

Slide 4 - Quiz

Welke van de volgende stellingen over werk is juist?
A
Alleen betaald werk wordt als werk beschouwd.
B
Werk heeft alleen waarde als het financieel wordt beloond.
C
Zwartwerken betekent dat je legaal zonder belasting werk
D
Vrijwilligerswerk is een voorbeeld van onbetaald werk.

Slide 5 - Quiz

Wat zijn arbeidsomstandigheden?
A
De regels over hoeveel loon je krijgt.
B
Het type contract dat je krijgt van je werkgever.
C
De fysieke en mentale omstandigheden waaronder werknemers werken.
D
Het aantal vakantiedagen dat je hebt.

Slide 6 - Quiz

Wat is het doel van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet)?
A
Werknemers ontslaan die niet voldoen aan eisen.
B
Het bevorderen van veilige en gezonde werkomstandigheden.
C
Werkgevers vrijstellen van verantwoordelijkheden.
D
Het verhogen van salarissen.

Slide 7 - Quiz

Wat zijn arbeidsvoorwaarden?
A
Het aantal uren dat je mag werken.
B
De veiligheidseisen op de werkvloer.
C
De regels die gelden voor gevaarlijk werk.
D
De afspraken tussen werkgever en werknemer over loon, werktijden en vakantiedagen.

Slide 8 - Quiz

Wie is een werknemer?
A
Iemand die leidinggeeft aan een bedrijf.
B
Iemand die wetten opstelt voor de overheid.
C
Iemand die werkt voor een werkgever in ruil voor loon.
D
Iemand die belasting int voor de overheid.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Slide

Welke essentiële onderdelen staan er in een arbeidscontract?

Slide 23 - Open question

Wat is het verschil tussen brutoloon en nettoloon?

Slide 24 - Open question

Noem twee manieren waarop een arbeidsovereenkomst kan eindigen.

Slide 25 - Open question

Wat staat er in artikel 1 van de Nederlandse Grondwet?

Slide 26 - Open question

Wat is een arbeidscontract?
A
Een afspraak tussen werknemer en overheid
B
Een schriftelijke overeenkomst tussen werkgever en werknemer
C
Een mondelinge afspraak tussen twee werknemers
D
Een document dat alleen de werkgever ondertekent

Slide 27 - Quiz

Wat betekent CAO?
A
Collectieve ArbeidsOvereenkomst
B
Centrale Arbeidsorganisatie
C
Collectieve ArbeidsOptie
D
Centrale Administratie Overeenkomst

Slide 28 - Quiz

Wat is brutoloon?
A
Het loon dat je netto ontvangt
B
Het loon vóór inhoudingen zoals belasting en premies
C
Het loon inclusief vakantiegeld
D
Het loon na aftrek van verzekeringen

Slide 29 - Quiz

Wat is een van de inhoudingen op brutoloon?
A
Eindejaarsbonus
B
Vakantiegeld
C
Reiskostenvergoeding
D
Belasting

Slide 30 - Quiz

Wat kan iemand doen als hij of zij wordt gediscrimineerd?
A
Het probleem negeren
B
Direct ontslag nemen
C
Contact opnemen met de werkgever of een klachtencommissie
D
Een nieuwe arbeidsovereenkomst aanvragen

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide