What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
4T Herhaling Hoofdstuk 4
4T Herhaling Hoofdstuk 4
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
4T Herhaling Hoofdstuk 4
Slide 1 - Slide
Welke leesstrategie pas je toe als je wilt weten wat de hoofdzaken van een tekst zijn?
A
globaal lezen
B
kritisch lezen
C
oriënterend lezen
Slide 2 - Quiz
Welke leesstrategie pas je toe als je wilt weten wat de hoofdzaken van een tekst zijn?
A
globaal lezen
B
kritisch lezen
C
oriënterend lezen
D
precies lezen
Slide 3 - Quiz
Wat betekent:
geleidelijk
A
weinig
B
ruw geschat
C
rustig verlopend
D
gewoon
Slide 4 - Quiz
Wat betekent:
globaal
A
diepgaand
B
gewoon
C
onnodig
D
ruw geschat
Slide 5 - Quiz
Wat betekent:
grondig
A
diepgaand
B
ruw geschat
C
onnodig
D
weinig
Slide 6 - Quiz
Wat betekent:
schaars
A
gewoon
B
onnodig
C
weinig
D
ruw geschat
Slide 7 - Quiz
Welk woord past in de zin?
Coen probeerde de wedstrijd nog te redden, maar het was […].
A
volkomen
B
tevergeefs
C
betrekkelijk
D
dikwijls
Slide 8 - Quiz
Welk woord past in de zin?
De boeken van J.K. Rowling zijn […] erg spannend.
A
betrekkelijk
B
inclusief
C
dikwijls
D
voornamelijk
Slide 9 - Quiz
Welk woord past in de zin?
In Duitsland wordt […] Duits gesproken.
A
inclusief
B
volkomen
C
tevergeefs
D
voornamelijk
Slide 10 - Quiz
In welke zin is het woord ‘uitsluitend’ juist gebruikt?
A
Deze parkeerplaatsen zijn uitsluitend bedoeld voor invaliden.
B
Onze winkel is elke dag geopend, uitsluitend de zondag.
C
Uitsluitend mag de onderbouw op de schoolfoto en daarna de bovenbouw.
Slide 11 - Quiz
In welke zin is het woord ‘tevergeefs’ juist gebruikt?
A
In de stad heb ik een tevergeefs toetsenbord gekocht voor bij mijn laptop.
B
Alle moeite was tevergeefs: door hard werken wonnen we de wedstrijd.
C
Tiemen probeerde de vaas te redden, maar het was tevergeefs: hij viel kapot.
Slide 12 - Quiz
Is de uitspraak waar of niet waar?
Je gebruikt een hoofdletter bij namen van dagen en maanden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Noteer het meervoud en het verkleinwoord van het woord:
cafébaas
Slide 14 - Open question
Noteer het meervoud en het verkleinwoord van het woord:
baby
Slide 15 - Open question
Noteer het meervoud en het verkleinwoord van het woord:
cadeau
Slide 16 - Open question
Noteer het meervoud en het verkleinwoord van het woord:
zangsolo
Slide 17 - Open question
Welk woord is fout geschreven?
A
dummys
B
kaassoufflés
C
pgb’s
D
toiletsprays
Slide 18 - Quiz
Welk woord is fout geschreven?
A
fietsendief
B
luizenplaag
C
ontvoeringzaak
D
rodekool
Slide 19 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord die tussen haakjes staat.
Wims hond […] (begroeten - vt) hem met een lik in zijn gezicht.
Slide 20 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord die tussen haakjes staat.
[…] (Fietsen) door de regen bedacht ik dat ik een nieuw regenpak nodig had.
Slide 21 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord die tussen haakjes staat.
Je […] (verleren - tt) het nooit, als je eenmaal kunt zwemmen.
Slide 22 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord die tussen haakjes staat.
Eindelijk bracht de postbode het lang […] (verwachten) pakketje.
Slide 23 - Open question
Maak een zin met het volgende werkwoord. De zin moet uit minimaal vijf woorden bestaan.
verlootte
Slide 24 - Open question
Maak een zin met het volgende werkwoord. De zin moet uit minimaal vijf woorden bestaan.
begeleide
Slide 25 - Open question
Ik vond de Nachtwacht ................... als de Mona Lisa.
A
even mooi
B
mooier
Slide 26 - Quiz
Rosanna is even sterk als ...............
A
jij
B
jou
Slide 27 - Quiz
Dat antwoord lijkt mij het .................
A
logischst
B
meest logisch
Slide 28 - Quiz
Deze route was langer ................. ik verwacht had.
A
dan
B
als
Slide 29 - Quiz
Vergelijk zin a en b. Beide zinnen zijn goed. Leg uit wat het verschil in betekenis is tussen beide zinnen.
a Ik denk dat Carolien haar oma vaker bezoekt dan ik.
b Ik denk dat Carolien haar oma vaker bezoekt dan mij.
Slide 30 - Open question
More lessons like this
Zelfstandige naamwoorden
December 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
werkwoorden
April 2023
- Lesson with
16 slides
H5 herhaling toetsstof
June 2023
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Taalbeschouwing: herhaling - Kerst
December 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Lager onderwijs
H5 spelling
June 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Spelling en grammatica woordsoorten
March 2023
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
2kgt 4.8 en 5.8 spelling - oefenen
February 2021
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
werkwoordspelling/ verklein en meervoud samenstelling
December 2023
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2