Evolutie 4V 2020

 Evolutie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 Evolutie

Slide 1 - Slide

Voorbereiding
Als je een printer hebt, print dan van de elo (4V biologie --> evolutie --> opdrachten en practica --> ) de begrippenlijst evolutie. 
Probeer tijdens deze les zoveel mogelijk begrippen in te vullen

Slide 2 - Slide

Boek erbij!
Als je in een dia iets niet begrijpt, zoek dit dan op in je boek!

Kom je er echt niet uit, noteer je vraag en stel die in de Hangout.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Welke term omschrijft de afbeelding hiernaast het beste?
A
Natuurlijke selectie
B
Isolatie
C
Variatie
D
Evolutie

Slide 5 - Quiz

De evolutietheorie
De evolutietheorie is vanaf de 18e eeuw ontwikkeld door Charles Darwin. 
De theorie is niet te bewijzen. Er zijn wel veel feiten die de theorie ondersteunen. 
De feiten zijn de argumenten voor de evolutietheorie. 




De evolutietheorie gaat uit van:

- variatie in genotypen 
- natuurlijke selectie
- het ontstaan nieuwe soorten en verdwijnen van soorten

Slide 6 - Slide

allopatrische soortvorming
  • Voor het ontstaan van nieuwe soorten, moet langere tijd geen uitwisseling van genen zijn: reproductieve isolatie

  • Vindt in één populatie een mutatie plaats, dan komt die niet in de andere populatie. Na een tijdje zijn ze zó verschillend, dat het twee soorten zijn geworden.

  • Reproductieve isolatie kan plaatsvinden door geografische isolatie (bv. een bergketen) --- allopatrische soortvorming

Slide 7 - Slide

Sympatrische soortvorming
Hierbij ontstaan in hetzelfde gebied twee populaties (er is dus geen fysieke scheiding zoals bij allopatrische soortvorming). Een oorzaak kan zijn verschillen in gedrag: 
de organismen begrijpen elkaar niet (meer).
Vogels in de stad gaan hoger zingen; vogels die van het platteland naar de stad vliegen 'verstaan' de stadsvogels niet meer --> geen paring --> populaties groeien uit elkaar.





Slide 8 - Slide

Endosymbiose
theorie

Slide 9 - Slide

Mitochondriaal DNA
Mitochondriën zijn volgens de endosymbiose-theorie prokaryoten die een cel binnen gedrongen zijn en daar samenleven met een andere prokaryoot. Prokaryoten hebben DNA los in het cytoplasma, mitochondriën hebben dus ook hun eigen DNA. 
Voor choroplasten (bladgroenkorrels) geldt iets soortgelijks.

Slide 10 - Slide

Er zijn veel theorieën over het ontstaan van het leven. Zet de volgende theorieën op chronologische volgorde. Begin met de theorie die het langst geleden is ontstaan.
Neodarwinistische theorie
Creationisme
Evolutietheorie van Darwin
Evolutietheorie van De Lamarck
Catastrofetheorie

Slide 11 - Drag question

Lamarck en Darwin
Bovenste rij van links naar rechts: 
Het ontstaan van de lange nek bij de giraffe volgens Lamarck. De giraffe krijgt tijdens zijn leven een langere nek door het strekken van de nek naar hogere blaadjes. 

Onderste rij van links naar rechts: 
Het ontstaan van de lange nek bij de giraffe volgens Darwin. De giraffen met de korte nek gaan dood, zodat er steeds meer giraffen komen met lange nekken.
Lamarck
een andere verklaring (theorie) dan Darwin

Slide 12 - Slide

Homologe organen: overeenkomst in bouw (zelfde botten), dus gemeenschappelijke voorouder. Verschillende functies zijn ontstaan als aanpassing aan een verschillend milieu. 
Analoge organen hebben eenzelfde functie, maar een totaal verschillende bouw. Dus ook geen gemeenschappelijke voorouder.

Slide 13 - Slide

homologe organen
analoge organen

Slide 14 - Slide

Homologe organen hebben een overeenkomstige grondvorm door
A
overeenkomst in functie
B
genetische variatie
C
door verwantschap
D
genetic drift

Slide 15 - Quiz

Fossielen
Problemen bij datering/fossielen:
- aardlagen vormen niet altijd bovenop elkaar
- aardlagen vormen soms langzaam, soms snel (bij snel: veel fossielen)
- koolstofdatering kan tot 60.000 jaar en is deels gebaseerd op aannamens.
- relatieve datering (ouder dan...)

Slide 16 - Slide

absolute datering
  • bepalen hoe oud stuifmeel,ijskernen,grondlagen, fossielen

       zijn--> dmv : koolstofdatering--> C14 methode

       = oiv kosmische straling ontstaan er koolstofatomen met 14
          neutronen

--> in dode organische stoffen halveert aandeel C14

--> nauwkeurig afleiden hoe oud fossiel/pollen zijn (max terug
       tot 60.000 jaar

Slide 17 - Slide

Juist of onjuist: een dier past zich door evolutie aan de omgeving aan.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Op welke 3 uitgangspunten is de evolutietheorie gebaseerd?
A
Verandering van genotype, kunstmatige selectie en aanpassing aan de omgeving
B
Verandering van genotype, natuurlijke selectie en ontstaan van nieuwe soorten
C
Verandering van fenotype, kunstmatige selectie en populaties
D
Verandering van fenotype, populaties en ontstaan van nieuwe soorten.

Slide 19 - Quiz

In de afbeelding is in een stamboom weergegeven hoe verschillende groepen roofdieren zich volgens de evolutietheorie hebben ontwikkeld
Drie groepen roofdieren zijn: de hondachtigen, de wasbeerachtigen en de
zeehonden.
Aan welke van deze groepen zijn de beren het meest verwant volgens de informatie?

A
aan de hondachtigen
B
aan de wasbeerachtigen
C
aan de zeehonden

Slide 20 - Quiz

Haaien zijn gewervelde dieren. In de afbeelding zie je een stamboom die
de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft
volgens de evolutietheorie.
welke antwoorden zijn goed?
A
Haaien zijn eerder ontstaan dan beenvissen.
B
Beenvissen zijn meer verwant aan haaien dan aan amfibieën.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet

Slide 21 - Quiz

Klaar?.... nog een filmpje
Huiswerk:
Bekijk op de elo beide ppt's (evolutie --> theorie) 
Maak van 8.1 opdracht 1 en 2
Maak van 8.5 opdracht 1 t/m 6
Kijk alle opdrachten na via antwoorden op elo
Toets is waarschijnlijk na 11 mei!


Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video