5.4: Meer genen in het spel Deel 2

5.4: Meer genen in het spel (deel 2)

1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.4: Meer genen in het spel (deel 2)

Slide 1 - Slide

Programma
  • Leerdoelen
  • Bibliotheektijd
  • Instructie met controle vragen
  • Verwerken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen vandaag
  1. Je kunt een niet gekoppelde dihybride kruising uitvoeren
  2. Je kunt een gekoppelde dihybride kruising uitvoeren

Slide 3 - Slide

Bibliotheektijd
Lezen blz. 161 Gekoppelde overerving
Bestudeer bron 14
timer
4:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Doornemen
Ga naar onderstaande site en neem de slides door. Kom daarna weer terug naar deze les.

https://biologiepagina.nl/Flashfiles/Ispring/7Dihybridegekoppeld.htm

Slide 6 - Slide

Opdracht 1: dihybride kruising
Bij beren wordt de vacht type en kleur bepaald door twee genen.
Het allel voor een gekrulde vacht (G) is dominant over het allel voor een gladde vacht (g).
Het allel voor een zwarte vacht (Z) is dominant over het allel voor een bruine vacht (z).

Twee beren paren met elkaar. De moederbeer heeft Genotype GGZZ en de vaderbeer heeft het genotype ggzz. Maak een kruisingsschema (niet gekoppeld).

Een mannetje uit de F1 kruist verder met een vrouwtje uit de F1.
Maak weer een kruisingsschema en schrijf de verhouding fenotypen op

timer
8:00

Slide 7 - Slide

gZ,

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht 2: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten dat geen van de beren in de F2 een gekrulde bruine vacht hadden of een gladde zwarte vacht. Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak weer een kruisingsschema, maar ga er nu van uit dat de allelen gekoppeld zijn. De kruising begint als volgt:
P:     


x

Slide 10 - Slide

x

Slide 11 - Slide

Verwerken
  • Ga naar de planner op It's Learning en maak de opdrachten van par 5.4
    -> Basis: in ieder geval
    -> Extra hulp: als je denkt de leerdoelen nog niet te beheersen.
    -> Verdieping: bij uitdaging of ter oefening van toets/examenvragen.
  • Kijk de gemaakte opdrachten ook na. De antwoorden staan onder bronnen (hoofdstuk 5).

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Programma 16-2
  • Bibliotheektijd gentherapie
  • Twee kruisingsschema's oefenen
  • Zelfstandig werken par 5.4


    SO par 5.3, 5.4 op vrijdag 1 maart

Slide 14 - Slide

Bibliotheektijd
Lezen blz. 162 Genetisch modificeren, gentherapie
Bestudeer bron 16, 17
timer
7:00

Slide 15 - Slide

Bij konijnen komen vier allelen ( E, F, G en H) voor die de haarkleur beïnvloeden. De allelen E en F zijn gekoppeld. De allelen G en H zijn ook gekoppeld. De allelen E en G zijn niet gekoppeld. Een konijn is heterozygoot voor alle vier de genen. Hoeveel verschillende gameten kan hij maken als er geen crossing-over is?
A
2
B
4
C
8
D
16

Slide 16 - Quiz

Bij een plant wordt de bloemkleur bepaald door de allelen A en a. Het allel A zorgt voor rode
bloemen en het allel a voor witte bloemen. Planten met beide allelen hebben roze bloemen.
De grootte van plant wordt bepaald door de allelen B en b. Het dominante allel B zorgt voor
grote planten en het allel b voor kleine planten. De allelen A en b zijn volledig gekoppeld.

Men kruist twee grote planten met roze bloemen. Bij de nakomelingen komen grote en kleine planten voor. Deze planten hebben nog geen bloemen. Welke kleur of kleuren bloemen kun je verwachten bij grote planten? En bij kleine planten?
A
Bij grote planten alleen roze en bij kleine planten alleen rood en wit.
B
Bij grote planten alleen roze en wit en bij kleine planten alleen rood.
C
Bij grote en kleine planten alleen roze.
D
Bij zowel grote als kleine planten rood, wit en roze.

Slide 17 - Quiz

Verwerken
  • Ga naar de planner op It's Learning en maak de opdrachten van par 5.4
    -> Basis: in ieder geval
    -> Extra hulp: als je denkt de leerdoelen nog niet te beheersen.
    -> Verdieping: bij uitdaging of ter oefening van toets/examenvragen.
  • Kijk de gemaakte opdrachten ook na. De antwoorden staan onder bronnen (hoofdstuk 5).

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Examenvraag (1)
Lees de tekst: 
Bij het tot stand komen van de oogkleur spelen twee genen, het OCA2- gen en het EYCL1-gen, een belangrijke rol. Deze twee genen bepalen of iemand bruine, groene of blauwe ogen heeft. Daarnaast zijn er nog andere genen die voor subtiele verschillen in deze tinten kunnen zorgen, waardoor er veel variatie in oogkleur is. De bruine oogkleur wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van melanine in bepaalde cellen in het oog. Dit pigment speelt ook een rol bij de bescherming van onze huid tegen uv-straling in zonlicht. Expressie van het OCA2-gen, dat op chromosoom 15 ligt, leidt tot de vorming van melanine. Over het andere gen, het EYCL1-gen, is minder bekend. Het gen ligt op chromosoom 19. Het effect van de verschillende varianten van dit gen op de oogkleur is alleen te zien bij mensen die voor het OCA2-gen twee recessieve allelen bezitten, en daardoor geen expressie van het OCA2- gen hebben. Mensen die daarnaast minstens één dominant allel van het EYCL1-gen bezitten, hebben dan groene ogen; mensen met twee recessieve allelen van het EYCL1-gen hebben dan blauwe ogen (tabel 1). 

Ga naar volgende slide

Slide 20 - Slide

Examenvraag (2)
Tabel 1 geeft aan welke combinatie van allelen tot welke oogkleur leidt. 
Voor het OCA2-gen zijn de allelen B (van bruin) en b aangegeven; voor het EYCL1-gen de allelen G (van groen) en g.  

Alicia (met groene ogen) heeft een zus met blauwe ogen. Hun vader heeft blauwe ogen; hun moeder heeft bruine ogen. 

Vraag: Welke allelen van het OCA2-gen heeft hun moeder? En welke allelen van het EYCL1-gen heeft hun moeder?  


Slide 21 - Slide

Examenvraag:
Op welk antwoord kwam je?

Slide 22 - Open question