H3 Oefenen voor de toets chapitre 2





BONJOUR
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson





BONJOUR

Slide 1 - Slide


A

Slide 2 - Quiz

Hoe vraag je (aan een vriend) wat je onlangs hebt gekocht?

Slide 3 - Open question

Hoe vraag je (aan een vriend) hoeveel het heeft gekost?

Slide 4 - Open question

Hoe vraag je (aan een vriend) of hij/zij zakgeld krijgt?

Slide 5 - Open question

Hoe vraag je (aan een vriend) of hij/zij spaart?

Slide 6 - Open question

Hoe vraag je (aan een klant) of je hem/haar kan helpen?

Slide 7 - Open question

Hoe vraag je (aan een klant) of hij/zij heeft gekeken bijde afdeling accessoires?

Slide 8 - Open question

Hoe zeg je dat je de bril niet hebt kunnen vinden.

Slide 9 - Open question

Noem drie manieren om "pardon"te zeggen in het Frans.

Slide 10 - Open question

Hoe zeg je dat je voor een scooter spaart?

Slide 11 - Open question

Hoe zeg je datje zojuist een nieuwe mountainbike hebt gekocht.

Slide 12 - Open question

Noem alle woorden die te maken hebben met
les soldes

Slide 13 - Mind map

Vertaal: de winkel
A
le vélo
B
la voiture
C
les économies
D
le magasin

Slide 14 - Quiz

Vertaal:
le compte bancaire
A
de bank
B
de bankrekening
C
de buurman
D
de vriend

Slide 15 - Quiz

Vertaal:
retirer

Slide 16 - Open question

Vertaal:
apprendre

Slide 17 - Open question

Vertaal:
participer

Slide 18 - Open question

Vertaal:
à mon avis

Slide 19 - Open question

Vertaal: uitgeven

Slide 20 - Open question

Elle dit bonjour à vous.
(Ze zegt u goedendag.)
A
Elle dit vous bonjour.
B
Elle dit bonjour vous.
C
Elle vous dit bonjour.

Slide 21 - Quiz

Vervang het meew. vw door een pers. vnw.

Il pose une question à moi.
(Hij stelt mij een vraag)
A
Il pose moi une question.
B
Il me pose une question.
C
Il pose me une question.

Slide 22 - Quiz

Je raconte une histoire à Ilsa et Sanne.
(Ik vertel hun een verhaal.)
A
Je raconte leur une histoire.
B
Je leur raconte une histoire.
C
Je lui raconte une histoire.

Slide 23 - Quiz

Grand-père donne un cadeau à nous.
(Opa geeft ons een cadeau.)
A
Grand-père nous donne un cadeau.
B
Grand-père donne nous un cadeau.
C
Grand-père à nous donne un cadeau.

Slide 24 - Quiz

verbe venir présent

Slide 25 - Mind map

venir, elles (passé composé)

Slide 26 - Open question

venir, je (futur)

Slide 27 - Open question

venir, ils (passé composé)

Slide 28 - Open question

être, tu (passé composé)

Slide 29 - Open question

choisir, je (passé composé)

Slide 30 - Open question

parler, vous (passé composé)

Slide 31 - Open question

demander, vous (passé composé)

Slide 32 - Open question

commencer, tu (passé composé)

Slide 33 - Open question

vendre, vous (passé composé)

Slide 34 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 35 - Open question