This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Schoolexamen voorbereiding
H10 & H11
Slide 1 - Slide
Geeft naam van het zuur:
Slide 2 - Open question
Zwavelzuur is een zuur de pH van zwavelzuuroplossing is
A
Kleiner dan 7
B
gelijk aan 7
C
Groter dan 7
Slide 3 - Quiz
Een verdunde oplossing van ammoniak in water heet:
A
Ammonium
B
Ammonia
C
Ammoniakoplossing
D
Ammoniakaal
Slide 4 - Quiz
Welke pH van een oplossing wordt door dimethylgeel rood gekleurd
A
2
B
4
C
6
D
8
Slide 5 - Quiz
Een oplossing wordt door methylrood en door dimethylgeel geel gekleurd Wat kun je zeggen over de pH van de oplossing en waarom?
Slide 6 - Open question
Is onderstaande reactie een zuur-base reactie en leg waarom wel of niet
Slide 7 - Open question
de pH van water is
A
4
B
7
C
10
Slide 8 - Quiz
Geef de namen van 4 bekende zuren
Slide 9 - Open question
Geeft de reactie in 2 stappen waarbij carbonaat met een zuur kooldioxide geeft.
Slide 10 - Open question
Bij een titratie wordt bepaald hoeveel mg mierenzuur er in een oplossing zit. Er wordt een base gebruikt waarvan bekend is dat 10,00 ml reageert met 0,34 mg mierenzuur. De beginstand van de titratie is 12,12 ml en de eindstand is 36,26ml Bereken hoeveel mg mierenzuur er in de oplossing zit.
Slide 11 - Open question
Bij het meten van de pH kleurt het universele pH papier blauw. Welke pH heeft de stof ongeveer?
A
1
B
5
C
7
D
14
Slide 12 - Quiz
Citroensap heeft een pH van 3. Waarmee kan deze pH zijn bepaald?
A
blauw lakmoespapier
B
rood lakmoespapier
C
fenolftaleïen
D
universeelindicatorpapier
Slide 13 - Quiz
Hoe hoger de pH, hoe...
A
...zuurder de oplossing
B
...minder zuur de oplossing
Slide 14 - Quiz
Noem 3 fossiele brandstoffen
Slide 15 - Open question
Wat zijn koolwaterstoffen?
A
stoffen die uit atomen koolstof en waterstof bestaan
B
stoffen die uit atomen koolstof, zuurstof en waterstof bestaan
C
stoffen die uit atomen koolstof en water bestaan
D
stoffen die uit atomen koolstof, zuurstof en water bestaan
Slide 16 - Quiz
Wat is waar voor "kraken"?
A
Bij kraken ontstaan kleine moleculen
B
Kraken gebeurt in een destillatietoren
C
Kraken kan alleen met behulp van hitte
D
Kraken is een ontledingsreactie
Slide 17 - Quiz
Geef de juiste verdeling per groep aan.
Verzadigd
Onverzadigd
Alkanen
Alkenen
Enkelvoudige binding tussen C-atomen
1 of meer dubbele bindingen tussen C-atomen
Slide 18 - Drag question
Hoeveel graden Celsius is 578 Kelvin?
A
851 graden Celsius
B
505 graden Celsius
C
305 graden Celsius
D
205 graden Celsius
Slide 19 - Quiz
Alkaan
Alkeen
C6H12
C18H38
C4H10
C23H46
propaan
etheen
Slide 20 - Drag question
Aardolie wordt in verschillende fracties verdeeld. Met welke scheidingsmethode gebeurt dit?
A
verdampen
B
filtreren
C
destilleren
D
extraheren
Slide 21 - Quiz
Hebben de fracties uit aardolie een kookpunt of een kooktraject?
A
kookpunt
B
kooktraject
Slide 22 - Quiz
"Bij verhitten worden grote koolwaterstofmoleculen omgezet in kleinere koolwaterstofmoleculen.” Hoe heet dit proces?
A
destilleren
B
kraken
C
smelten
D
verbranden
Slide 23 - Quiz
Benzine komt hoger uit de destillatietoren dan kerosine. Welke van de twee stoffen heeft een grotere massa?
A
benzine
B
kerosine
Slide 24 - Quiz
Wat is het verschil tussen een polymeer en een monomeer?
Slide 25 - Open question
Hoe heet de reactie waarmee je uit monomeren polymeren maakt?
Slide 26 - Open question
C12H26 is een alkaan
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quiz
Een thermoplast is A: een polymeer B: wordt gebruikt in een wandcontactdoos