Op het platteland moesten de boeren hun land en vee afstaan. Niemand mocht iets voor zichzelf houden. Alle grond was van de gemeenschap. Er ontstonden nieuwe, grote boerderijen die eigendom waren van de staat. Overal hingen posters met grafieken en tabellen waarop de productie werd bijgehouden. Boeren die een koe voor zichzelf hielden, werden koelakken genoemd. Zij waren vijanden van het volk en werden vermoord. Het werd chaos op het platteland. De vernieuwing bracht geen voorspoed, maar hongersnood. Miljoenen mensen stierven. Vaak waren dat geen Russen, maar mensen van een ander volk.