Les 2 - periode 4 - 13 de mayo 2022

Clase 2 - período 4 - 13 de mayo 2022
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Clase 2 - período 4 - 13 de mayo 2022

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
LEERDOELEN:
  1. Ik check de nieuwe studiewijzer voor periode 4. Daarin lees ik over welke onderwerpen ik ga leren de komende weken en wat de toetscriteria zijn.
  2. We leren in welke situaties we veel voorkomende Spaanse voorzetels moeten gebruiken
  3. We doen een spreekoefening met plaatsbepalingen
  4. We herhalen de pretérito perfecto 



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Ejercicio 2 - página 5
  1. ¿Es posible reservar una habitación para dos noches? 
  2.  Is het mogelijk om een kamer te reserveren voor twee nachten?
  3. ¿Es posible comer con vosotros hoy?
  4.  Is het mogelijk om vandaag bij jullie te eten?
  5. ¿Me puede decir donde está la biblioteca?
  6.  Kunt u me vertellen waar de bibliotheek is?
  7. ¿Me puede ayudar con los boletos para el tren?
  8.  Kunt u me helpen met de treintickets?
  9. ¿Puedo utilizar su teléfono, por favor? 
  10.  Mag ik uw telefoon alstublieft gebruiken?

Slide 5 - Slide

Voorzetsels
Het voorzetsel: a

  • Dit voorzetsel kan het makkelijkst vertaald worden als 'naar'
  • Het wordt gebruikt om een doel aan te geven: Voy a Madrid - Ik ga naar    Madrid.
  • Je kunt het ook tijd-gerelateerd gebruiken: Voy a trabajar - Ik ga aan het werk / Ik ga werken

Slide 6 - Slide

Voorzetsels
Het voorzetsel: de

  • De letterlijke vertaling is 'van'
  • Je gebruikt dit voorzetsel om de oorsprong  aan te geven: Soy de Holanda - Ik kom uit Nederland
  • Dit geldt ook voor materialen: La mesa es de madera - De tafel is van hout

Slide 7 - Slide

Voorzetsels
Het voorzetsel: en

  • De letterlijke vertaling is 'in' of 'op'
  • Je kunt het gebruiken om fysieke aanwezigheid aan te geven: Estoy en   Holanda - Ik ben in Nederland
  • Je kunt het ook abstract  gebruiken: Estoy en las nubes - Ik ben in de   wolken
  • Om aan te geven met welk vervoermiddel je reist: Voy en tren - Voy en   autobús - Ik ga met de trein / bus

Slide 8 - Slide

Voorzetsels
De voorzetsels: por/para

                    De letterlijke vertaling van por is voor, bij, door, per
  • Reden / oorzaak                  He llegado tarde por el tráfico.
  • Tijdsduur                                He estudiado inglés por dos meses.
  • Vage tijdsaanduiging       Por la tarde voy al supermercado.
  • Vaste uitdrukkingen, percentages en bij ruilen: Mi mamá ha comprado un   vestido (=jurk) nuevo por 50 euro.

Slide 9 - Slide

Voorzetsels
De voorzetsels: por/para

                    De letterlijke vertaling van para is voor, naar, om te
  • Doel aangeven                                 Este libro es bueno para leer (=lezen)
  • Richting of bestemming             Este regalo es para María
  • Tijdslimiet                                           Necesito el artículo para el martes
  • Als je ergens voor werkt               Trabajo para la universidad

Slide 10 - Slide

Ejercicio 1 - página 8
            Plaats de voorzetsels uit het kader op de juiste plaats in de zinnen

  • 1. para                            2. en - para/a                          3. Por - a
  • 4. de                               5. para                                        6. por
  • 7. para - a                      8. para                                        9. de
  • 10. de - en 
  • Zoek in je reader bladzijde 9 op 
timer
3:00

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

¿Dónde está el niño?
Ejercicio en la página 10 del reader:

                GESPREKSOEFENING met nummers:
Ik stel de vraag: ¿Dónde está el niño?

Jullie geven antwoord m.b.v. de nummers die ik jullie geef. Bij ieder nummer hoort een plaats waar het kind zich bevindt...

Slide 13 - Slide

El pretérito perfecto
Je vormt deze verleden tijd door:
     1)de juiste vervoeging van 'haber'                      2)het voltooid deelwoord

Slide 14 - Slide

Ejercicio 3 - página 12 
Hoy ........................... (ser) un día divertido (=leuk). A las 10 de la 
mañana ............................ (llegar=aankomen) al hotel en Barcelona 
y me ........................ (ellos, ofrecer=aanbieden) una suite superior por 
un precio bueno.
Después, mi primo (=neef) Enrique me .......................... (llamar=bellen) al móvil y me ............................... (invitar=uitnodigen) a cenar (=dineren) en Can Fabes, un restaurante con dos estrellas Michelín.

                  LET GOED OP welke persoonsvorm van 'haber' je moet gebruiken!!

Slide 15 - Slide

¿Qué hemos hecho hoy?
LEERDOELEN:
  1. Ik check de nieuwe studiewijzer voor periode 4. Daarin lees ik over welke onderwerpen ik ga leren de komende weken en wat de toetscriteria zijn.
  2. We leren in welke situaties we veel voorkomende Spaanse voorzetels moeten gebruiken
  3. We doen een spreekoefening met plaatsbepalingen
  4. We herhalen de pretérito perfecto


Slide 16 - Slide

Los deberes
                       Ejercicio 2 (página 11) del reader:
                          Schrijf 5 vragen op over de stad
                         


Ik deel deze Lesson Up via onze gezamenlijke Teams-chat!

Slide 17 - Slide