Woordenschat H2

WELKOM 

bij Nederlands 



1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

WELKOM 

bij Nederlands 



Slide 1 - Slide

Planning vandaag
  • planning periode 
  •  woordenschat h2
  • opdracht 
  • spelletje

Slide 2 - Slide

Periode A
Woordenschat H1 t/m 6
Toetsmoment: maandag 11 november 

Slide 3 - Slide

Opdrachtje
  • Pak de woordenlijst erbij.
  • Schrijf vijf woorden op.
  • Geef die aan je buur.
  • Degene naast je moet daarvan een synoniem opschrijven.
  • Als je klaar bent, kun je nakijken

Slide 4 - Slide

Over welke woordraadstrategie hebben we het de vorige les gehad?
  • Zoek een synoniem  
  • = een ander woord met dezelfde betekenis 
  • Voorbeeld: lawaai en herrie 

Slide 5 - Slide

Woordenschat H2: 
zoek een omschrijving of definitie


  1. Een onbekend woord in een tekst kun je soms begrijpen doordat er een omschrijving van dat woord bij staat (vind je bijvoorbeeld in het woordenboek).                  Voorbeeld: conservatorium = school waar je opgeleid wordt tot beroepsmusicus.
  2. Een definitie is een heel nauwkeurige omschrijving van een woord of begrip (vind je bijvoorbeeld in leerboeken).                                                                                                                                   Voorbeeld: Parallellogram = een vierhoek met twee paren evenwijdige zijden

Slide 6 - Slide

Opdrachtje 

Schrijf van de volgende woorden een omschrijving op.
Je mag nog geen woordenboek gebruiken!


  • doubleren 
  • de gedoodverfde winnaar
  • legendarisch 
  • markant 
  • de journalist
timer
4:00

Slide 7 - Slide

Opdrachtje: antwoorden
doubleren – zitten blijven 
de gedoodverfde winnaar – de favoriet 
legendarisch – zo beroemd dat er nog steeds over gesproken wordt 
markant – opmerkelijk
de journalist – verslaggever 

Slide 8 - Slide






Hoe kun je punten halen?
1. de betekenis van een woord raden
2. als mensen op jullie antwoord stemmen 






  • Je bent een team met z'n vieren. 
  • Ik laat een woord zien, jullie schrijven op wat (je denkt dat) het woord betekent.
  • Je laat dit niet aan andere teams zien! 
  • Lever jullie antwoord bij mij in. 
  • Ik lees de antwoorden voor.
  • Overleg een minuut met je team, wat jullie denken dat het goede antwoord is. 
  • Je mag niet op jezelf stemmen. 



Slide 9 - Slide

Woordenboekspel
  • Sjaskelen 
  • =drinken

  • Flottielje
  • =een formatie van kleine oorlogsschepen (onderdeel van een grote vloot)

  • Abeluinig
  • = stuntelig

Slide 10 - Slide

Woordenboekspel
  • Mantiek
  • = de toekomst voorspellen

  • Printanière 
  • = jonge groenten 
timer
1:00

Slide 11 - Slide