Woordenschat H3

WELKOM 

bij Nederlands 



1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WELKOM 

bij Nederlands 



Slide 1 - Slide

Planning vandaag
  • planning periode 
  • nakijken huiswerk
  •  woordenschat h3
  • opdracht 

Slide 2 - Slide

Periode A
Woordenschat H1 t/m 6
Toetsmoment: maandag 11 november 

Slide 3 - Slide

Over welke woordraadstrategieën hebben we het de vorige lessen gehad?
  • Zoek een synoniem  
  • = ander woord met dezelfde betekenis
  • Zoek een omschrijving of definitie
  • = woorden waarmee je vertelt wat iets is 

Slide 4 - Slide

Woordenschat H3: 
zoek een voorbeeld
In teksten staan soms voorbeelden om moeilijke woorden uit te leggen. 

  1. Na een signaalwoord: Op nationale feestdagen, zoals Koningsdag en Bevrijdingsdag, hangen veel Nederlanders de vlag uit.
  2. Na een dubbele punt: Via internet kun je heel wat feestartikelen kopen: slingers, ballonnen, hoedjes en confetti.
  3. Vóór een moeilijk woord: De Dag van de Leraar, de Secretaressedag en de Dag van de Verpleging zijn dagen waarop we een beroepsgroep in het zonnetje zetten.

Slide 5 - Slide

Opdrachtje 
Maak de onderstaande drie opdrachten. Je mag in tweetallen werken. Jullie hebben tien minuten. 

1. Schrijf alle voorbeelden van christelijke feestdagen op, die je in de tekst kunt vinden.
2. Schrijf de betekenis van de onderstreepte woorden op (zoek naar voorbeelden).
3. Welke twee synoniemen voor godsdienst heb je in de tekst gevonden? 




Opdracht niet af? Zet 'm in je daltonplanagenda
timer
10:00

Slide 6 - Slide

Vandaag: 
Leren: betekenis van een woord vinden aan de hand van een voorbeeld.

Maken: woordenschat h3.

Daarna: kijken we de opdrachten na en controleren we wat je nog weet.



Nog niet af? Zet de opdrachten in je daltonplanagenda bij donderdag. 

Slide 7 - Slide

afgunst
A
jaloezie
B
arrogantie
C
valsheid
D
achterbaksheid

Slide 8 - Quiz

Wat is
adembenemend?
A
Het kapsel van meneer Tak
B
iets heel boeiends, moois of spannends
C
de temperatuur in het lokaal van het Antonius
D
iets zeer vermakelijks

Slide 9 - Quiz

Wat betekent applaudisseren?
A
juichen
B
in de handen klappen

Slide 10 - Quiz

attractief
A
attractie
B
aantrekkelijk
C
voorstelling
D
adembenemend

Slide 11 - Quiz