Theme 3 herhaling alle onderdelen

Welcome to yet another wonderful lesson of English
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome to yet another wonderful lesson of English

Slide 1 - Slide

How are you doing today?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Als ik nu een toets zou moeten maken over theme 3 dan haal ik:
een zware onvoldoende
een onvoldoende
een voldoende
een ruime voldoende
een tien

Slide 3 - Poll

Today's plan
  • discuss homework : Maakwerk : G 16 & 17 +  H 18, 19 & 20 (leestekst)  
  • Practise vocabulary + grammar of theme 3
  • Answer further questions
Today's goal: At the end of today's lesson you will know how to use: both/each/all/every/ none and how to use: if/when.

Slide 4 - Slide

Homework! 
I will ask you, by name, to answer some questions, make sure you pay attention and answer when I ask you something!

Slide 5 - Slide

justice
A
rechter
B
wetten
C
gerechtigheid
D
eerlijkheid

Slide 6 - Quiz

I have known him all my life.
A
past simple
B
present simple
C
present perfect
D
past perfect

Slide 7 - Quiz

to fine
A
ook goed
B
niet goed
C
boete
D
beboeten

Slide 8 - Quiz

I worked at Reggesteyn.
I have worked at Reggesteyn
Present Perfect
Past Simple

Slide 9 - Drag question

vertaal het volgende woord naar het Nederlands: to linger

Slide 10 - Open question

handlanger
A
accomplice
B
accomplise
C
acomplicce

Slide 11 - Quiz


My cat died last week.
A
past perfect
B
past simple
C
present simple
D
present perfect

Slide 12 - Quiz

We worked 5 hours yesterday.
A
past simple
B
present perfect

Slide 13 - Quiz

slachtoffer
A
fictim
B
victim
C
criminal
D
victin

Slide 14 - Quiz

Welke woorden zijn signaalwoorden voor de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always

Slide 15 - Quiz

kenmerk
A
characteristic
B
charachteristic
C
characteristick
D
charakteristic

Slide 16 - Quiz

This quiz has ended.
A
past simple
B
present perfect
C
past perfect
D
past continuous

Slide 17 - Quiz

offence
A
hekje
B
vergrijp
C
overtreding
D
misdrijf

Slide 18 - Quiz

Maak present perfect:
Peter ......... told a joke.
A
have
B
has

Slide 19 - Quiz

vertaal: Gisteravond hing er een jongen rond bij de school.

Slide 20 - Open question

pleister
A
plaster
B
bandage
C
band aids
D
plasters

Slide 21 - Quiz

wat betekent both en wanneer gebruik je het?

Slide 22 - Open question

to mind
A
erg vinden
B
bedenken
C
de gedachte
D
aandenken

Slide 23 - Quiz

wat is het verschil tussen if & when?

Slide 24 - Open question

beslissend
A
crusial
B
desiding
C
crucial
D
ok

Slide 25 - Quiz

getuige zijn van
A
to see
B
best man
C
to witness
D
to getoog

Slide 26 - Quiz

Bij hoeveel personen/dingen/dieren gebruik none?

Slide 27 - Open question

bij welke tijd hoort het signaalwoord:
since
A
present simple
B
past simple
C
present continuous
D
present perfect

Slide 28 - Quiz

vertaal het volgende woord naar het Engels: beschadigen

Slide 29 - Open question

Present perfect:
I ...... (read)
A
I read
B
I have read

Slide 30 - Quiz

sproeten
A
frekles
B
frekkels
C
freckels
D
freckles

Slide 31 - Quiz

vertaal het volgende woord naar het Engels: onwaarschijnlijk

Slide 32 - Open question

Vertaal: Pardon meneer, ik wil graag aangifte doen van een misdaad.

Slide 33 - Open question

how did it go?
0100

Slide 34 - Poll