Chapter 4 10th lesson

Today: Tuesday 31 March
Herhaling en extra uitleg over woordvolgorde

Voor extra oefenen kun je altijd naar slim stampen (IPad, via magister/leermiddelen/SteppingStones 5e ed. chapter 4
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Today: Tuesday 31 March
Herhaling en extra uitleg over woordvolgorde

Voor extra oefenen kun je altijd naar slim stampen (IPad, via magister/leermiddelen/SteppingStones 5e ed. chapter 4

Slide 1 - Slide

Today's goal
Ik ken de woordvolgorde van plaats en tijd in het Engels.

Slide 2 - Slide

Woordvolgorde
De normale volgorde van woorden in het Engels is:
wie + doet + wat/wie + waar + wanneer

Sem works at Mc Donald's on Sundays.
My parents are going on holiday to Malta tomorrow.
I gave flowers to my girlfriend last week.

Slide 3 - Slide

Today's goal
Ik ken de woordvolgorde van plaats en tijd in het Engels.

Slide 4 - Slide

Wat is de juiste woordvolgorde in het Engels?
A
plaats voor tijd
B
tijd voor plaats

Slide 5 - Quiz

Ik weet nu hoe de woordvolgorde er in het Engels uitziet.
A
Ja, uit mijn hoofd
B
Nee, geen idee
C
Ja, met het boek/aantekeningen erbij

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Bijwoorden van tijd 
Bijwoorden van tijd geeven aan hoe vaak iets gebeurt.
Voorbeelden bij deze bijwoorden zijn; always, usually, never, often, never, sometimes
Deze woorden komen vóór het werkwoord te staan
George never plays tennis
Behalve als het werkwoord am,are,is,was,were (to be) is
We are always happy

Slide 8 - Slide

Waar moet je ze zetten?
Bijwoorden van tijd komen op de volgende plekken:
In een zin met:
één werkwoord: voor het werkwoord
- I often go to school by bike.
- Daisy never walks to the store.

Slide 9 - Slide

to be
In een zin met een vorm van to be, komt het bijwoord altijd na de vorm van to be:
He is never going to school by bike.
Anne and Peter are often late.
I am usually here by 8 o'clock.

Slide 10 - Slide

In een zin met twee werkwoorden:
Na het eerste werkwoord:
Barbara has never seen an elephant.
They will always go to the zoo.

Slide 11 - Slide

Zet het bijwoord (often) op juiste plek
He listens to the radio. (often)

Slide 12 - Open question

Zet het bijwoord op de juiste plek
They read a book. (sometimes)

Slide 13 - Open question

Zet het bijwoord op de juiste plek
Tom is very friendly. (usually)

Slide 14 - Open question

Zet het bijwoord op de juiste plek
Ramon and Frank are hungry. (often)

Slide 15 - Open question

Zet het bijwoord op de juiste plek
Christine smokes. (never)

Slide 16 - Open question

Homework for Wednesday 1/4
Study all the stones (7 and 8) pp 66 and 70 TB
Study all the vocabulary p 73 and 74 TB


Slide 17 - Slide