H/V3: W.02 woordenschat herhalen + GR herhaling

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Schön euch digital wieder zu sehen!
Camera aan en microfoon gedempt! :)

Herzlich Willkommen! H/V3
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Schön euch digital wieder zu sehen!
Camera aan en microfoon gedempt! :)

Herzlich Willkommen! H/V3

Slide 1 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. Wie sagt man das?
  2. Keuzevoorzetsels.
  3. Gibt es noch Fragen?

             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Lernziele:
  • Je kunt vaste uitdrukkingen foutloos in het Duits opschrijven en gebruiken.
  • Je herkent de keuzevoorzetsels in een zin en kunt vervolgens de 3e of 4e naamval bepalen.

Slide 3 - Slide

1. Hoe zeg je dat je heel erg verkouden bent geworden?

Slide 4 - Open question

2. Hoe zeg je dat je benieuwd bent?

Slide 5 - Open question

3. Hoe zeg je dat je moeder je naar de dokter gestuurd heeft?

Slide 6 - Open question

4. Hoe zeg je dat je vanwege keelpijn niet kan praten?

Slide 7 - Open question

5. Hoe zeg je dat alleen thuis rondhangen, behoorlijk saai is?

Slide 8 - Open question

Kapitel 10 - keuzevoorzetsels
Na an, auf, hinter, neben, in, über, 
unter, vor, zwischen kan de 3e of 4e naamval volgen.
  • 3e naamval als;
  • de situatie een toestand is, ergens zijn
  • stel de vragen: wo/wann
  • 4e naamval als;
  • de situatie een beweging is, ergens komen
  • stel de vraag: wohin
  • Geen wo/wann of wohin?;
  • na auf en über         4e naamval
  • de overige vz           3e naamval 

Slide 9 - Slide

K. 10
Er steht vor d... Tür (v).

Slide 10 - Open question

K. 10
Das Buch liegt auf ein.... Tisch (m).

Slide 11 - Open question

K. 10
Das Heft fällt auf d.... Boden (m).

Slide 12 - Open question

K. 10
Wir springen in d... Wasser (o).

Slide 13 - Open question

K. 10
Ich warte auf m.... Mutter.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Kapitel 11 - Grammatik
Sterke werkwoorden met een 'a' in de stam:
'a' verandert bij du en er/sie/es in een 'ä' (a/ä-Wechsel)
z.B.: ich falle – du fällst – er fällt
z.B.: ich lasse – du lässt – er lässt

geldt ook voor: laufen & stoßen.
z.B.: ich laufe - du läufst - er läuft
z.B.: ich stoße - du stößt - er stößt

TIP: Du weißt es nicht mehr? Guck mal auf Seite 32 im Textbuch.

Slide 16 - Slide

H3 - Landeskunde
Mache Aufgabe 17.1 S. 77.
  • Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
  • Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: Hast du H4 und H5 auf S. 126 schon erledigt?
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 17 - Slide

Tschüs-Ticket!
  • De drie leerdoelen van vandaag.
  • Al gehaald tijdens les?
  • Nee, wat moet je thuis nog doen of ze wel te halen?

Slide 18 - Slide

Je hebt kennis of land en cultuur en kunt hier vragen over beantwoorden.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 19 - Quiz