tekst 1 par 2 en ptc

Grieks 3
herhaling participium én paragraaf 2 bespreken
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Klassieke TalenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grieks 3
herhaling participium én paragraaf 2 bespreken

Slide 1 - Slide

Waar of niet waar: een participium is een werkwoord (modus)?
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Waar of niet waar: Een participium is een deelwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Waar of niet waar: het medium heeft geen participium
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

niet waar
Het medium heeft in alle voorkomende tijden een participium
Te herkennen aan de letters: -μεν-
en verbuigt altijd volgens het rijtje van de eerste en tweede groep (M/V/O : ος/η/ον)

Slide 5 - Slide

Er zijn 3 vertaalmogelijkheden:
welke is het niet?
A
deelwoord
B
betrekkelijke bijzin
C
bijvoeglijke bepaling
D
bijzin met voegwoord

Slide 6 - Quiz

Voorbeeld als deelwoord: zwijgende leerlingen werken hard
Geef de andere 2 vertaalmogelijkheden met deze zin

Slide 7 - Open question

Met welk voegwoord vertaal je doorgaans een participium aoristus?
A
terwijl
B
toen
C
op dat moment
D
nadat

Slide 8 - Quiz

Αἰγύπτιοι οὐ μόνον οὐρανόν ἑτεροίον ἐχουσι καὶ ποταμόν φύσιν ἀλλοίην παρεχομένον ἢ οἱ ἄλλοι ποταμοί,
A
In Egypte hebben ze een andere hemel en rivier, die een andere natuur heeft of andere rivieren,
B
De Egyptenaren hebben een alleen andere hemel en rivier natuur die anders is dan de andere rivieren
C
De Egyptenaren hebben niet alleen een andere hemel en rivier, die een andere natuur heeft dan andere rivieren,
D
De Egyptische hemel is anders en de rivier, die niet anders is of de andere rivieren,

Slide 9 - Quiz

ἄλλα καὶ ἐστήσαντο πολλὰ ἔθη τε καὶ νόμους ἔμπαλιν τοῖς ἄλλοις ἀνθρώποις:
A
maar ook hebben zij vele gewoontes en wetten, die het tegenovergestelde zijn die van aan andere mensen
B
maar hebben zij vele gewoontes en wetten gebouwd die andere mensen ook bouwden
C
maar zij stelden en wetten en gewoontes in, tegenovergesteld aan meerdere mensen
D
maar ook zij hebben gewoontes en veel wetten ingesteld voor de andere mensen:

Slide 10 - Quiz

ἐν τοῖσι αἱ μὲν γυναῖκες ἀγοράζουσι καὶ καπηλεύουσι, οἱ δὲ ἄνδρες κατ᾽ οἴκους ὄντες ὑφαίνουσι:
A
bijvoorbeeld: de vrouwen weven en spinnen, en de mannen, die thuis zijn, gaan op pad:
B
bijvoorbeeld: de vrouwen gaan naar de markt en drijven handel, de mannen, die thuis zijn, weven:
C
bijvoorbeeld: de vrouwen zijn boos en maken ruzie, de mannen gaan naar huis om te weven
D
bijvoorbeeld: de vrouwen drijven handel op de markt, de mannen weven, omdat ze naar huis gaan

Slide 11 - Quiz

ὑφαίνουσι δὲ οἱ μὲν ἄλλοι ἄνω τὴν κρόκην ὠθέοντες, Αἰγύπτιοι δὲ κάτω.
A
ze weven anders door de spoel omlaag te duwen, de Egyptenaren omhoog
B
zij weven ondersteboven, terwijl ze tegen de spoel duwen, de Egyptenaren van boven
C
anderen duwen de spoel naar boven als ze weven, de Egyptenaren naar beneden
D
sommigen weven, terwijl ze de spoel omhoog duwen, maar de Egyptenaren omlaag

Slide 12 - Quiz