Vorbereitung Kapitel 5

Kapitel 5 
In deze LessonUP help ik jullie met Grammatica
Minimaal met woordenschat --> leer deze NL-D en D-NL via de Lernecke in je boek
 --> Leer de Plauderecke A+B  (komt ook in de LessonUP aan bod) 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Kapitel 5 
In deze LessonUP help ik jullie met Grammatica
Minimaal met woordenschat --> leer deze NL-D en D-NL via de Lernecke in je boek
 --> Leer de Plauderecke A+B  (komt ook in de LessonUP aan bod) 

Slide 1 - Slide

Als besproken in Zoom
-Repetitie Kapitel 5 = donderdag 25 juni 

via exam.net 

Slide 2 - Slide

Kapitel 5 repetitie
Woordenlijst NL-D en D-NL
Plauderecke A + B = zinnen in goede volgorde zetten + vertalen D-NL
Grammatik Modalverben
Grammatik 1e + 4e naamval. Der-Gruppe/Ein-Gruppe 
ken de voorzetsels van de 4e naamval 
Persoonlijke voornaamwoorden 1e + 4e naamval

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

1e en 4e naamval 
weten we het nog? 
1e naamval = ? 
4e naamval = ? 

Slide 5 - Slide

ONDERWERP IS
A
Nominativ
B
Dativ
C
Akkusativ

Slide 6 - Quiz

Lijdende vorm is
A
Nominativ
B
Akkusativ
C
Dativ

Slide 7 - Quiz

Das Buch ist für (jou) ......
A
du
B
dir
C
dich

Slide 8 - Quiz

Präpositionen mit
dem Akkusativ

Slide 9 - Mind map

1e en 4e naamval in een zin
Hoe waren de vervoegingen van de lidwoorden ook weer?
De basis = der/die/das/die 
of mein/meine/mein/meine
of dein/deine/dein/deine
maar jullie weten dat de uitgang kan veranderen wanneer het zelfstandig naamwoord in de 4e naamval staat 

Slide 10 - Slide

Modalverben üben 
even herhalen!
zie de volgende slide 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link




In de volgende slides begin ik met de Der-Gruppe

Erna volgt de                                               Ein-Gruppe

Beiden vormen een belangrijke basis 

Slide 13 - Slide

Der-Gruppe 

Der = m/ Die = v / Das = o / Die = mv
Dies- / Jed- / Manch- / Welch-

Slide 14 - Slide

Voorbeelden 
Der Mann
Dieser Mann
Die Frau 
Welche Frau 

Slide 15 - Slide

Ein-Gruppe
Zoals in het Nederlands: een/mijn/jouw/geen enz..
Maar in het Duits:
Ein / kein / mein / dein / sein / ihr / unser / euer / ihr / Ihr 

Slide 16 - Slide

Voorbeelden
Ein Auto (o)
Mein Auto
Eine Mütze (v)
Unsere Mütze 

Slide 17 - Slide

Verder met 1e en 4e naamval
De 1e naamval = het onderwerp in de zin. Kan een persoon zijn, kan een zelfstandig naamwoord zijn

Pieter heeft zijn huiswerk gemaakt. 
Pieter = 1e naamval

Slide 18 - Slide

4e naamval 
De 4e naamval = het lijdend voorwerp in de zin

Sara hat ihre Hausaufgaben gemacht 
Hausaufgaben = 4e naamval

Slide 19 - Slide

1e naamval in een Duitse zin


(deze)            ...     Schaf (o) ist wirklich sehr freundlich 

Slide 20 - Slide

Der-Gruppe in 4e naamval
den/die/das/die

diesen/diese/dieses/diese
welchen/welche/welches/welche
enz...

Slide 21 - Slide

Ein-Gruppe 4e naamval
einen/eine/ein/eine
deinen/deine/dein/deine
enz. enz

Slide 22 - Slide

(mijn) Bruder ist wirklich sehr freundlich
A
meine
B
mir
C
mein
D
ein

Slide 23 - Quiz

Er hat (dit) Schaf (o) rasiert
A
diese
B
dieses
C
dies
D
dieser

Slide 24 - Quiz

Frau Müller mag (geen) Nudeln (mv)
A
keine
B
kein
C
keiner
D
keines

Slide 25 - Quiz

(mijn) Eltern haben (een) Hund (m) gekauft
A
mein / einer
B
meine / einen
C
meiner / einen
D
mein / ein

Slide 26 - Quiz

Snappen we em weer?
stap 1 = staat het gevraagde in de 1e of in de 4e naamval?
stap 2 = welk geslacht heeft het zelfstandig naamwoord? Dit bepaald immers de uitgang van de der-Gruppe / ein-Gruppe

Slide 27 - Slide

Voorzetsels die altijd de 4e naamval bepalen?

Slide 28 - Open question

En dan nog even de persoonlijke voornaamwoorden
Jullie hebben een mooi huis

Ihr habt ein schönes Haus 

Slide 29 - Slide

ze kunnen ook in de 4e naamval staan
Ken je hem ?

Kennst du ihn ? 

Slide 30 - Slide

Ich liebe (haar)
A
ihn
B
er
C
sie
D
ihr

Slide 31 - Quiz

de boeken =

Slide 32 - Open question

het rapport

Slide 33 - Open question

het schrift

Slide 34 - Open question

saai

Slide 35 - Open question

uitleggen

Slide 36 - Open question

Tip woorden leren 
simpelweg een hand op hetgeen je moet leren
wrts 
Quizlet

Belangrijk: leer niet aan één stuk maar in delen. Voorbeeld: ochtend 15 min, vroeg middag 15 min en tegen avond nog eens 15 min

Slide 37 - Slide

Woorden in repetitie
jullie gaan ze moeten toepassen in zinnen. Ik vraag ze dus niet los. 

Slide 38 - Slide

Grammatik zoals in toets
modalverben 


kunnen           Anton...........heute nicht zu der Party kommen

kann is dat natuurlijk 


Slide 39 - Slide

Grammatik 
ook in de toets een Aufgabe zoals deze 

vul in dürfen/können/mögen/möchten...

Diese Musik........Adri nicht (mag is dat natuurlijk)

en zo zeker een stuk of 10 zinnen 

Slide 40 - Slide

Grammatik 1e / 4e naamval 
Der / Ein Gruppe (neem deze goed door)
Wir suchen.........Zoo (m) 

jullie kunnen hier kiezen als de uitgang van het lidwoord maar goed is
Wir suchen den Zoo
Wir suchen einen Zoo

Slide 41 - Slide

en nog 1
Er liest........Bücher (mv)

= natuurlijk
Er liest die Bücher 

Slide 42 - Slide

Grammatik tot slot
persoonlijke voornaamwoorden 
ich     mich
du   dich
er   ihn
sie  sie
es   es
wir  uns
ihr euch 
sie, Sie    sie, Sie 

Slide 43 - Slide

in de repetitie 
(tegen U) ........habe ich nichts gesagt

= ?? 

zie volgende slide 

Slide 44 - Slide

Gegen Sie habe ich nichts gesagt 

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video