HAVO-5 herhalen zouten in water + hydraten

Zouten in water
1 / 20
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zouten in water

Slide 1 - Slide

Na deze les heb je herhaald:
  • hoe het ook al weer zat met namen en formules van zouten
  • hoe zouten zich gedragen in water 
  • hoe je een oplosvergelijking opstelt
  • wat hydraten zijn


Slide 2 - Slide

Zouten: Namen en formules

Systematische naam afleiden:
naam van het +ion voorop, daarna naam van het -ion
bijvoorbeeld:
  • AlCl3 bestaat uit aluminiumionen en chloride-ionen, naam is aluminiumchloride
let op het gebruik van Romeinse cijfers:
  • FeCl3 bestaat uit ijzer(III)ionen en chloride-ionen, naam is ijzer(III)chloride

Slide 3 - Slide

Wat is de naam van
Na2CO3
A
dinatriumcarbonaat
B
natriumdicarbonaat
C
natriumkoolstoftrioxide
D
natriumcarbonaat

Slide 4 - Quiz

Geef de namen van de volgende zouten:
Ca(OH)2
FeO
KF

Slide 5 - Open question

Zouten: namen en formules
Formule afleiden:
Verhoudingsformule geeft de kleinste verhouding tussen positieve en negatieve ionen, zodat het een elektrisch neutrale stof weergeeft
bijvoorbeeld: 
koper(I)sulfiet bestaat uit: 
koper(I) ionen: Cu+
sulfietionen: SO32-
(verhoudings)formule: Cu2SO3


Slide 6 - Slide

Voorbeelden

Slide 7 - Slide

Geef de formule van de volgende zouten:
zilversulfide, zinknitraat, aluminiumbromide

Slide 8 - Open question

Kaliumoxalaat heeft als formule:

Leid de formule van het oxalaation af
K2C2O4

Slide 9 - Open question

Zouten in water
Het omringen van ionen door watermoleculen wordt hydratatie genoemd.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welk zout geeft een suspensie als je het in water brengt?
A
ijzer(III)sulfaat
B
ammoniumchloride
C
kaliumoxide
D
magnesiumfosfaat

Slide 12 - Quiz

We voegen aan vier verschillende bekerglaasjes evenveel mol van de volgende zouten toe en meten de stroomgeleiding:
1: natriumchloride 3: calciumsulfaat
2: natriumsulfaat 4: calciumchloride
In welk bekerglaasje is de stroomgeleiding het kleinst?

A
1: natriumchloride
B
2: natriumsulfaat
C
3: calciumsulfaat
D
4: calciumchloride

Slide 13 - Quiz

Oplosvergelijking
Algemeen:
verhoudingsformule (s) ---> ion⁺ (aq) + ion⁻ (aq)

bijvoorbeeld
Na3PO4 (s) ---> 3 Na+ (aq) + PO43- (aq)

Slide 14 - Slide

Voorbeelden

Slide 15 - Slide

Geef de oplosvergelijking voor bariumhydroxide

Slide 16 - Open question

Geef de oplosvergelijking van aluminiumsulfaat

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Video

Geef de formule van soda (dit is een triviale naam)

Slide 19 - Open question

Geef de naam van
CuSO4.5H2O

Slide 20 - Open question