Laatste les voor TW3

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

4H Herhalingsquiz 

H5

Wat is de naam van het volgende zout.

1. aluminiumhydroxide
2. Acetaatjoodhydride
3. aluminiumoxohydride
4. aluminiumtrihydroxide

Wat is de naam van het zout met de formule:

FeCl​3​​

1. ijzertrichloride
2. ijzer(II)chloride
3. ijzerchloride
4. ijzer(III)chloride

Een bepaald dubbelzout bestaat uit de volgende ionen:


Wat is een mogelijke verhoudingsformule voor dit dubbelzout?

Fe​3+​​,Ca​2+​​,Cl​−​​,CO​3​​​2−​​

1. FeCaClCO​3​​
2. FeCaCl(CO​3​​)​2​​
3. Fe​2​​Ca​2​​Cl​4​​(CO​3​​)​2​​
4. Fe​4​​Ca​2​​Cl​8​​(CO​3​​)​6​​

"Hydraat" in de naam van een zout betekent dat het zout:

1. oplosbaar is in water
2. watermoleculen afstoot
3. watermoleculen bevat
4. met water kan reageren

Geef de lading van het lood-ion in dit dubbelzout:

Pb​3​​(OH)​2​​(CO​3​​)​2​​

1. +6
2. -6
3. +2
4. -3

Tijdens het oplossen van een vast zout komen alle ionen los van elkaar in het water terecht.

In formules wordt het dan:

NaCl (s) → Na⁺ (aq) + Cl⁻(aq)

Wat is de juiste oplosvergelijking van natriumcarbonaat?

1. Na₂CO₃ → Na⁺ + 2 CO₃²⁻
2. Na₂CO₃ → Na₂⁺ + CO₃²⁻
3. Na₂CO₃ → 2 Na⁺ + CO₃²⁻
4. NaCO₃ → Na⁺ + CO₃²⁻

Je maakt een natriumfosfaat oplossing en een zinkchloride oplossing. Geef de oplosvergelijking van beide zouten (natriumfosfaat en zinkchloride)

natriumfosfaat

Na₃PO₄ (s) → 3 Na⁺ _(aq) + PO₄^3- (aq)

zinkchloride

ZnCl₂ (s) → Zn²⁺ (aq) + 2 Cl^- (aq)

Oplosvergelijkingen

We voegen beide oplossingen samen. Wat wordt de neerslag vergelijking

natriumfosfaat

Na₃PO₄ (s) → 3 Na⁺ _(aq) + PO₄^3- (aq)

zinkchloride

ZnCl₂ → Zn²⁺ (aq) + 2 Cl^- (aq)

Neerslagreactie

3 Zn²⁺ (aq) + 2 PO₄^3- (aq) → Zn₃(PO₄)₂ (s)

Oplosvergelijkingen

Als ik kopersulfaat is een wit poeder wat goed oplosbaar is in water, welke kleur heeft mijn oplossing?

1. Kleurloos
2. Blauw
3. Groen
4. Wit

Welke kleur heeft de nikkelchloridehexahydraat?

1. Bruin
2. Geel
3. Groen
4. Blauw

Molariteit

Voorbeeld:

Wanneer 0,6 mol CaCl₂ (s) opgelost wordt in 0,4 L is de molariteit van calcium- en chloride-ionen:

CaCl₂ (s)                     →      Ca²⁺ (aq) +     2 Cl⁻(aq)

                                              x = 0,6/0,4 = 1,5 mol/L

mol	0,6	x
L	0,4	1

0,70 mol natriumchloride wordt opgelost in 0,5 L water.
Hoe groot is [Na⁺(aq)] in mol/L

Molariteit en concentratie

Omrekenen van g/L naar mol/L

Hiervoor ga je omrekenen van gram naar mol.
Nodig: molaire massa van de stof

Wat is de [Ca²⁺(aq)] als men 7,8 g CaF₂ in 1 L water oplost?

Welk cijfer vermoed je te gaan halen?

010