3 Toen = onderschikkend voegwoord
je omgeving het even had gehad met jouw belangstelling voor van alles en nog wat = bijzin
. kon je je vragen afvuren op deze robot = hoofdzin. want = nevenschikkend voegwoord
hij luistert altijd belangstellend = hoofdzin.
4 dat = onderschikkend voegwoord
Je ziet in Afrikaanse landen = hoofdzin
dieren een lift krijgen van een nijlpaard = bijzin
maar = nevenschikkend voegwoord
meestal zitten er ossenpikkers op de rug van het nijlpaard = hoofdzin
omdat = onderschikkend voegwoord
zij extra bescherming zoeken = bijzin