Lesw. 18-01 4.4 Zins- en alineaverbanden

Welkom bij Nederlands!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

In deze les:
  • Start van de les
  • Terugblik: zins- en alineaverbanden
  • Uitleg: zins- en alineaverbanden
  • Zelfstandig maken:
4.4 Zins- en alineaverbanden  
B. Deel 1: Zins- en alineaverbanden
C. Deel 2: Keuzetekst 'Tv-makers nemen afscheid van
televisie' 

  • Bespreken: een aantal opdrachten van 4.4 C 
  • Terugkijken


Doelen van deze les:
1. Je kunt aan het einde van de les uitleggen hoe zins- en alineaverbanden kunt herkennen;
2. Je kunt aan het einde van de les de signaalwoorden bij de verbanden reden, tegenstelling en voorbeeld herkennen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Hoofdstuk 4: Zakelijk lezen

Slide 8 - Slide

4.4 Zin- en alineaverbanden

Slide 9 - Slide

Zin- en alineaverbanden
Zinnen staan niet zomaar naast elkaar. Ze hebben iets met elkaar te maken. Signaalwoorden geven zinsverbanden en alineaverbanden aan. Ze maken van een zin en een tekst één geheel. Hoe meer signaalwoorden je kent, des te beter je teksten zult begrijpen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Maak zelfstandig: 
4.4 Zins- en alineaverbanden 
B. Deel 1: Zins- en alineaverbanden
C. Deel 2: Keuzetekst 'Tv-makers nemen afscheid van televisie' 

Slide 15 - Slide

woensdag 27 januari
Oefentoets 4.1 t/m 4.3 - niet voor een cijfer dat meetelt, wel om te kijken wat je al kan.

Wat komt er in de toets voor?
  • tekstdoelen
  • functies van de inleiding
  • verwijswoorden

Slide 16 - Slide

4.3 Verwijswoorden

Slide 17 - Slide

voorbeelden van verwijswoorden

Slide 18 - Slide

voorbeelden van verwijswoorden

Slide 19 - Slide

Verwijswoorden opgesplitst
Meestal is een verwijswoord één woord, bijvoorbeeld hier, daar, hij of dit. Maar soms zijn het samengestelde woorden die uit elkaar staan.

Voorbeelden hiervan zijn: daar...mee, hier...over en er...in:

Slide 20 - Slide