Thema 1, week 4 Les 20 dubbele punt

Weet jij hoe het oranje leesteken heet?

 Hij vraagt: ‘Heb jij brood bij je?’
1 / 30
next
Slide 1: Open question
TaalBasisschoolGroep 6,7

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Weet jij hoe het oranje leesteken heet?

 Hij vraagt: ‘Heb jij brood bij je?’

Slide 1 - Open question

lesdoel
Ik weet wanneer je in een zin een dubbele punt gebruikt.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Dubbele punt - opsomming
We kunnen kiezen uit: pannenkoeken, frietjes of vissticks.

Waar gaan wij naar toe? Naar: de dierentuin, het zwembad of het pretpark. 

Ik ben op vakantie geweest naar: Frankrijk, Duitsland en Zwitserland.

Slide 4 - Slide

Let op
  1.  Voor de dubbele punt komt geen spatie. 
  2.  Na de dubbele punt komt wel een spatie.

Voorbeeld
We konden kiezen uit: patat, salade of gekookte aardappeltjes.

Slide 5 - Slide

Waar zie je een opsomming?
A
Ik eet graag: patat, sushi of bami.
B
Ik ben verdrietig: mijn fiets is kapot.
C
Tijn zegt: 'Iedereen mag mee'.

Slide 6 - Quiz

Waar zie je een opsomming?
A
Hij is boos: zijn fiets is gestolen.
B
Ik zeg: 'Dat gaan wij doen'.
C
Ga jij op: voetbal, honkbal of paardrijden.

Slide 7 - Quiz


A
B
C
Waar komt de dubbele punt? Het is een opsomming.
A
plek A
B
plek B
C
plek C

Slide 8 - Quiz

In welke zin staat de dubbel punt goed.
A
Ik hou van tulpen: rozen en narcissen
B
Ik hou van: tulpen, rozen en narcissen
C
Ik hou van tulpen, rozen: en narcissen

Slide 9 - Quiz

In welke zin staat de dubbel punt goed.
A
Ik heb drie broers Jan Piet: en Klaas
B
Ik heb drie: broers Jan, Piet en Klaas
C
Ik heb drie broers: Jan, Piet en Klaas

Slide 10 - Quiz

Zet de dubbel pint op de goede plaats.
Ik lust appels en peren en druiven.

Slide 11 - Open question

Tussen welke 2 woorden hoort de dubbele punt?
Ik heb drie katten Sok, Sip en Poffertje.
A
Ik en heb
B
drie en katten
C
katten en Sok
D
Sok en Sip

Slide 12 - Quiz

Wat is een citaat?
A
Iets wat iemand zegt
B
Een opsomming
C
Een verklaring

Slide 13 - Quiz

Waar zie je een citaat?
A
Tijn zegt dat iedereen mee mag
B
Iedereen mag mee!
C
Tijn zegt: 'Iedereen mag mee'.

Slide 14 - Quiz

Waar zie je een citaat
A
Papa zegt: 'Kom we gaan'.
B
Papa zegt dat we gaan
C
Papa zegt dat we moeten komen

Slide 15 - Quiz


A
B
C
Waar komt de dubbel punt? Het is een citaat.
A
plek A
B
plek B
C
plek C

Slide 16 - Quiz

In welke zin staat de dubbel punt goed.
A
Juf roept: 'We gaan naar huis!'
B
Juf roept 'We gaan: naar huis!'
C
Juf roept 'We: gaan naar huis!'

Slide 17 - Quiz

Tussen welke 2 woorden hoort de dubbele punt?
We riepen 'Opschieten het gaat beginnen'.
A
we en riepen
B
riepen en 'Opschieten
C
'Opschieten en het
D
gaat en beginnen

Slide 18 - Quiz

Tussen welke 2 woorden hoort de dubbele punt?
De man gromt 'Loop eens door'.
A
De en man
B
man en gromt
C
gromt en 'Loop
D
"Loop en eens

Slide 19 - Quiz

Dubbele punt - verklaring
Een verklaring is eigenlijk dat je iets uitlegt.

Voorbeeld:
Jan heeft de toets goed gemaakt: hij heeft een 10.
In het Frans heette de blauwe verf: bleu de Gênes

Slide 20 - Slide

In welke zin staat de dubbel punt goed? Het is een verklaring (of uitleg).
A
Ik ga vroeg slapen ik ben moe.
B
Ik ga vroeg slapen: ik ben moe.
C
Ik ga vroeg slapen ik ben: moe

Slide 21 - Quiz

In welke zin staat de dubbel punt goed? Het is een verklaring (of uitleg).
A
Ik heb haast: ik ben te laat vertrokken.
B
Ik heb haast ik: ben te laat vertrokken.
C
Ik heb haast ik ben: te laat vertrokken.

Slide 22 - Quiz


A
B
C
Waar komt de dubbel punt? Het is een verklaring.
A
plek A
B
plek B
C
plek C

Slide 23 - Quiz

Tussen welke 2 woorden hoort de dubbele punt?
Joep is kwaad zijn fiets is gestolen
A
Joep en is
B
kwaad en zijn
C
zijn en fiets
D
is en gestolen

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Deze zin is een...?
Mijn moeder is lief: ze heeft mij een cadeau gegeven.
A
een opsomming
B
citaat
C
een verklaring

Slide 26 - Quiz

Deze zin is een...?
Oma zegt: 'Kom je snel weer logeren'.
A
een opsomming
B
citaat
C
een verklaring

Slide 27 - Quiz

Deze zin is een...?
Ik hou van de kleuren: blauw, groen, rood en zwart.
A
een opsomming
B
citaat
C
een verklaring

Slide 28 - Quiz

timer
1:00
Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 29 - Mind map

aan het werk
 Thema 1, week 2, Les 9

Opgave 2 en 3.

Klaar: plussen

Slide 30 - Slide