Kapitel 3 + 5 GRAMMATIK
GRAMMATIK KAPITEL 3 + 5
"Unterwegs" + "Zukunft"
Verben: "haben" + "sein"
Verben: esttenten-regel
Verben: Stamm endet -d -t -s-klank
Präpositionen 3. und 4. Fall
Personalpronomen
der- ein- Gruppe
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
GRAMMATIK KAPITEL 3 + 5
"Unterwegs" + "Zukunft"
Verben: "haben" + "sein"
Verben: esttenten-regel
Verben: Stamm endet -d -t -s-klank
Präpositionen 3. und 4. Fall
Personalpronomen
der- ein- Gruppe
Slide 1 - Slide
SE-2 PRÜFUNGSWOCHE
35 Woordjes N-D
35 Woordjes D-N
20 werkwoorden (haben, sein, esttenten-regel, stam -d -t -s-klank, volt.dw.)
15 voorzetsels + pers.vnw. (bijv. "tegen hem")
8 der- ein-groep, keuze uit 2
20 voorzetsel + der- ein-groep vertalen (bijv.: bij jouw : ____ ______ Vater)
5 meerkeuze-zinnen
6 zinnen N-D vertalen
Slide 2 - Slide
werkwoord haben
ich habe
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben
werkwoord sein
ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Hoofdregel (fe)esttenten
(fe)
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen
Slide 5 - Slide
de uitgangen van de werkwoorden:
esttenten: stam -s-klank: stam -d -t:
ich - e - e - e
du - st - t - est
er/sie/es - t - t - et
wir - en - en - en
ihr - t - t - et
sie/ Sie - en - en - en
Slide 6 - Slide
heißen (heten) reden (praten) arbeiten (werken)
ich heiß-e red-e arbeit-e
du heiß-t red-est arbeit-est
er sie es heiß-t red-et arbeit-et
wir heiß-en red-en arbeit-en
ihr heiß-t red-et arbeit-et
sie Sie heiß-en red-en arbeit-en
Slide 7 - Slide
GRAMMATIK
"der"-groep "ein"-groep
- Wat was dit ook alweer? lidwoorden "de/het" lidwoord "een"
- Wat is het verschil? bepaald lidwoord onbepaald lidwoord
- Waarom een "groep"? die/deze/dat, welk-, bezittelijke vnw.
alle, iedere/elke
- Wat hebben voorzetsels hiermee te maken? voorzetsels bepalen de naamval
Slide 8 - Slide
Voorzetsels 3de naamval
Dit rijtje moet je uit je hoofd kennen!
uit
bij
met
na/naar
sinds
van/ door
naartoe
(personen / gebouwen)
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
Slide 9 - Slide
Voorzetsels 4de naamval
Dit rijtje moet je uit je hoofd kennen!
durch
für
ohne
um
gegen
door
voor
zonder
om
tegen
Slide 10 - Slide
Personalpronomen
KEN JE ZE AL???
mij jou hem haar het ons jullie hen u wie
Slide 11 - Slide
"Blokje van 3 woorden" in zinnen
Bijvoorbeeld:
Ik ga zonder + mijn + moeder naar de stad.
Ich gehe ohne meine Mutter in die Stadt.
4e nv + ein-groep + vrouwelijk
uitgang = -e
Slide 12 - Slide
"Blokje van 3 woorden" in zinnen
In zinnen kom je dus blokjes van 3 woorden tegen:
voorzetsel + der- ein-groep-woord + zelfst.nw.
Bijvoorbeeld:
zonder + mijn + moeder
- De eerste 2 woordjes moet je kunnen VERTALEN
- van het 3e woordje moet je het GESLACHT weten
Slide 13 - Slide
der-Gruppe SCHEMA
(Lidwoorden de/het + aanwijzend vnw)
dies- jed- welch- all-
deze/die/dit/dat elk-/ieder- welk- alle
Slide 14 - Slide
ein-Gruppe
(Lidwoorden een + bezittelijke vnw)
kein- mein- dein- sein- ihr- unser- euer- ihr- Ihr-
geen mijn jouw zijn haar ons/onze jullie hun uw
Slide 15 - Slide
der-Gruppe:
dies- = deze/dit/dat/die
welch- = welk-
jed- = elk-
solch- = zulke
all- = alle
der- und ein-Gruppe
M
V
O
MV
1e
uitgang =
der / ein-
-er / - (geen)
die / eine
-e
das / ein-
-es / - (geen)
die / keine
-e
3e
uitgang =
dem / einem
-em
der / einer
-er
dem / einem
+em
den / keinen (+n)
-en
4e
uitgang =
den / einen
-en
die / eine
-e
das / ein
-es / - (geen)
die / keine
-e
ein-Gruppe (bez.vnw):
mein- = mijn unser - = onze
dein- = jouw euer - = jullie
sein- = zijn ihr - = hun
ihr- = haar Ihr - = uw
