What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2.2 Ga je sparen of beleggen?
Terugblik
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Terugblik
Slide 1 - Slide
Een auto kost over 3 jaar € 2000. Je hebt al € 740 gespaard. Hoeveel moet je per maand reserveren om het eindbedrag te halen?
A
€ 20
B
€ 30
C
€ 35
D
€ 45,50
Slide 2 - Quiz
Hoe bereken je €20 per week om in maanden?
A
€20 x 4 = €
B
€20 x 52 : 12 = €
C
€20 x 31 = €
D
€20 x 30 = €
Slide 3 - Quiz
Bereken de (afgeronde) consumentenprijsindex (CPI)
A
110,1
B
92,9
C
102,0
D
127,9
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Op je spaardeposito staat 5500 euro. Je krijgt hierop 1,2% rente. Hoeveel krijg je over een periode van 4 jaar.
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Henk zet zijn spaargeld (€5.525) op een spaarrekening. Hij heeft een looptijd van 5 jaar afgesproken. De rente is 1.2%. Wat is zijn eindsaldo?
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Op de site van de Rabobank lees je dat je momenteel 0,1% rente op je spaarrekening krijgt. Dit is de...
A
Nominale rente
B
Reële rente
C
Inflatie
Slide 15 - Quiz
Het spaarmotief is hier
A
voorzorg
B
rente
C
doel
D
alle antwoorden zijn juist
Slide 16 - Quiz
Sam wilt op vakantie, wat voor spaarmotief hoort hierbij?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Rente
Slide 17 - Quiz
Welk spaarmotief gebruik je als je spaart voor een televisie?
A
sparen voor de rente
B
sparen uit voorzorg
C
sparen voor een doel
D
sparen voor een ander
Slide 18 - Quiz
Je spaart omdat je er geld mee wil verdienen. Welk spaarmotief past bij de omschrijving?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen voor rente
C
Sparen uit voorzorg
Slide 19 - Quiz
Wat is de reële rente?
A
De hoeveelheid goederen die je met je inkomen kunt kopen
B
Rentepercentage dat de bank geeft of vraagt voor sparen of lenen.
C
Daling van de koopkracht van het geld, bijvoorbeeld de euro
D
De ontvangen rente die is gecorrigeerd door de inflatiecorrectie.
Slide 20 - Quiz
Rente = 10%, Inflatie = 5%
Wat is de reële rente
A
4,8%
B
5,0%
C
5,2%
Slide 21 - Quiz
Nominale rente: 1%
Inflatie: 12%
Reële rente?
Reële rente: 2%
Inflatie: 3%
Nominale rente?
Nominale rente: 3%
Reële rente: 2%
Inflatie?
Nominale rente: 2%
Reële rente: 3%
Inflatie?
– 1%
5%
– 11%
1%
Slide 22 - Drag question
More lessons like this
2.2 Ga je sparen of beleggen?
October 2022
- Lesson with
23 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H3.1 deel 2
November 2024
- Lesson with
15 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
B. Ruilen over de tijd: intertemporele ruil
March 2019
- Lesson with
34 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
§3.2.2 Waarvoor zou je sparen? d
November 2024
- Lesson with
34 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 2,3
3.2 Wat levert sparen op?
October 2018
- Lesson with
46 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
3.2 Wat levert sparen op?
September 2018
- Lesson with
40 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
Ruilen over de tijd: intertemporele ruil
March 2019
- Lesson with
29 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
3,1 Sparen
September 2024
- Lesson with
18 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3