Spelling 3

SPELLING
Hoofdstuk 3
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

SPELLING
Hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

Er komt nu een aantal open vragen. 

Vul het werkwoord tussen haakjes 
in de juiste vorm in.

Slide 3 - Slide

(houden) jij van roti?

Slide 4 - Open question

In de Bilt zijn drie levensgrote bronzen beelden (roven).

Slide 5 - Open question

De ex-politicus heeft een functie als bankier (aanvaarden).

Slide 6 - Open question

Hij heeft zijn vriendin dagelijks (bellen).

Slide 7 - Open question

De rekenvaardigheden worden (toetsen).

Slide 8 - Open question

De kat (krabben) gisteren mijn hand kapot.

Slide 9 - Open question

Het is onduidelijk wat haar baas daarvan (vinden).

Slide 10 - Open question

Niets (weerhouden) je ervan om deze oefening nog eens te doen.

Slide 11 - Open question

De lerares (straffen) de ondeugende leerlingen toen zij vervelend waren.

Slide 12 - Open question

(willen) u deze zomer op vakantie?

Slide 13 - Open question

Mijn vader (coachen) lange tijd het elftal waar ik toen in voetbalde.

Slide 14 - Open question

Zij heeft haar nieuwe kamer in drie verschillende kleuren (verven).

Slide 15 - Open question

(laden) je telefoon snel genoeg op?

Slide 16 - Open question

Vroeger (praten) wij nooit veel over onze emoties.

Slide 17 - Open question

De schaatsers hebben deze zomer regelmatig (skaten).

Slide 18 - Open question

Meervoudsvormen

Slide 19 - Slide

meervouden op -en

Slide 20 - Slide

Meervouden op -en
Zo maak je meervouden op -en:
Zet -en achter het enkelvoud: taart --> taarten / fooi --> fooien / merk --> merken

Soms moet je ook:
  • de laatste letter verdubbelen: vlag --> vlaggen / blik --> blikken / bel --> bellen
  • een a, e, o of u weglaten: jaar --> jaren / steen --> stenen / boot --> boten
  • een -f veranderen in een -v: schijf --> schijven
  • een -s veranderen in een -z: muis --> muizen

Slide 21 - Slide

Meervouden op -en

Zo maak je het meervoud van woorden op -ee of -ie
  • Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën:
     idee --> ideeën / fee --> feeën / trofee --> trofeeën
  • Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of met -n. Dit is afhankelijk van de klemtoon:
    - als de klemtoon op -ie valt, dan voeg je -ën toe: theorie --> theorieën
    - als de klemtoon op een andere lettergreep valt, dan krijgt de laatste e een trema en voeg je       alleen -n toe: olie --> oliën

Slide 22 - Slide

Welke meervouden zijn goed?
A
Muisen, feën, theorieën
B
Muizen, feën, theorieën
C
Muizen, feeën, theoriën
D
Muizen, feeën, theorieën

Slide 23 - Quiz

Welke meervouden zijn goed?
A
Vleermuisen, golven, appelbolen
B
Vleermuizen, golfen, appelbollen
C
Vleermuizen, golfen, appelbolen
D
Vleermuizen, golven, appelbollen

Slide 24 - Quiz

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
biervatten
B
biervaten

Slide 25 - Quiz

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
handvatten
B
handvaten

Slide 26 - Quiz

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
koën
B
koeën
C
koeien

Slide 27 - Quiz

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
vlooien
B
vlooiën
C
vloën

Slide 28 - Quiz

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
kievitten
B
kieviten

Slide 29 - Quiz

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
gelegenheiden
B
gelegenheden

Slide 30 - Quiz

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
perziken
B
perzikken

Slide 31 - Quiz

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
dreumessen
B
dreumesen

Slide 32 - Quiz

Noteer de meervoudsvorm van 'jubileum'

Slide 33 - Open question

Noteer de meervoudsvorm van 'technicus'

Slide 34 - Open question

Noteer de meervoudsvorm van 'saldo'

Slide 35 - Open question

Drieledige samenstellingen
Een lagedrukgebied is een gebied met een lage (lucht)druk. We noemen zo'n woord een drieledige samenstelling, omdat het uit drie delen bestaat 
--> lage + druk + gebied

! Let op: het verschil in opbouw kan verschillen:
  • oudedamesschoen --> oude hoort alleen bij dames
  • oude damesschoen --> oude hoort bij damesschoen

Slide 36 - Slide