Spelling H4 tussenletters - les 2

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

DOEL

Je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen.

Slide 2 - Slide

Wat is een samenstelling?
Noem voorbeelden.

Slide 3 - Mind map

samenstellingen
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling:
fiets+tas = fietstas

Slide 4 - Slide

wel of geen tussen -s?
-Als je in een samenstelling een -s hoort, dan schrijf je die ook:
  meningsverschil, Valentijnsdag, onweersbui

-Begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank? -> vervang 
  dat deel door een woord zonder -s klank, bijvoorbeeld feest
  hoofd + stad -> hoofdfeest -> dus: geen tussen -s  -> hoofdstad
  stad + centrum -> stadsfeest -> dus wel tussen -s -> stadscentrum


Slide 5 - Slide

wel of geen tussen -n?
WEL:
-Als het eerst deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft: 

paard  ->  paarden  ->  paardenbloem
pan  ->  pannen  ->  pannenkoek

Slide 6 - Slide

wel of geen tussen -n?
NIET:
-Als het eerst deel geen meervoud heeft : rijst -> rijstepap
-Als het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is:  zon ->     zonnebloem  
-Als het eerste deel zowel een meervoud op -en als op -s heeft: groente ->   groenten/groentes -> groentesoep
-Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is: armelui, knarsetanden
-Als het eerste deel een versterkt bijvoeglijk naamwoord is: reuzefijn

Slide 7 - Slide

Wat is de basisregel
voor de tussen -n?

Slide 8 - Open question

Noteer een samenstelling die je op de afbeelding ziet.

Slide 9 - Open question

Welke regel is van toepassing?

kattenbak
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 10 - Quiz

kwaliteit + controle
A
kwaliteitscontrole
B
kwaliteitcontrole

Slide 11 - Quiz

handel + stad
A
handelsstad
B
handelstad

Slide 12 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

reet + goed
A
retegoed
B
retengoed

Slide 13 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 14 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

zon + straal
A
zonnenstraal
B
zonnestraal

Slide 15 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

hoogte + verschil
A
hoogteverschil
B
hoogtenverschil

Slide 16 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 17 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

spin + wiel
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 18 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

secondewijzer
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 19 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

tarwekorrel
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 20 - Quiz

ambassadeurswoning
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 21 - Quiz

verzekeringspolis
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 22 - Quiz

beuk + nootjes
A
beukenootjes
B
beukennootjes

Slide 23 - Quiz

GELEERD?

Je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen.

Slide 24 - Slide