nederlands

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

test

- over overige werkwoordsvormen en lastige gevallen in de ww spelling.

1. Wij ____ (lunchen) in het park. (vt)

2. Alle klassen ___ (zijn) naar het park gegaan. (vt)

3. ___ (fluiten) liep Naomi naar huis. (vt)

4. Jeremy had al zijn huiswerk ____ (maken). (vt)

5. Bij de herkansing had Laila haar cijfer zelfs ____ (verdubbelen).

6. Ik ____ (besteden) geen aandacht aan de geïrriteerde mensen. (vt)

7. Ik ____ (worden) juf, omdat ik dat wil. (tt)

8. Gebiedende wijs

1. Bindt dit touw vast!
2. Bind dit touw vast!
3. Bintd dit touw vast!
4. Bint dit touw vast!

9. Tijmen heeft een lekkere appel ____. (schillen)

10. De gemeente heeft hier veldbloemen ____. (zaaien)

11. (Lopen) ____ ging Kristiaan naar de bakker

12. (Zuchten) ____ vertelde Femke het hele verhaal.

13. Hij (faxen) ____ (v.t.)
dat jullie gisteren heel goed ____ (bridgen) (v.t.)

Wat is de correcte vorm van het bijv. naamwoord?
14. Dat is een (prachtig) uitvoering

Wat is de correcte vorm van het bijv. naamwoord?
15. De (aanharken) tuin lag er prima bij.

einde van de test