Doe je telefoon in de telefoontas Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 8, 9, 10 en 11 op bladzijde 121)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
10 minuten stil lezen uit je leesboek
Doe je telefoon in de telefoontas Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 8, 9, 10 en 11 op bladzijde 121)
Slide 1 - Slide
Grammatica woordsoorten les 3
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
- Wat weet je nog?
- Huiswerk bespreken
- Uitleg theorie
- Werken aan de opdracht
- Terugblik
Aan het einde van deze les kan bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels in een zin benoemen.
Slide 3 - Slide
Wat weet je nog?
Slide 4 - Slide
Bedenk een zin waarin een bijvoeglijk naamwoord voorkomt.
Slide 5 - Open question
Bedenk een zin waarin een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord voorkomt.
Slide 6 - Open question
Bedenk een zin waarin 2 voorzetsels voorkomen.
Slide 7 - Open question
Wat weet je nog?
1. De muzikale jongen schreef met zijn vriend een mooie songtekst.
2. De ketting die zij van haar moeder heeft gekregen is van goud.
3. Amsterdammers klagen veel over de grote aantallen buitenlandse toeristen.
Benoem de bijvoeglijk naamwoord & voorzetsels.
timer
2:00
Slide 8 - Slide
Huiswerk bespreken
Opdracht 8, 9, 10 en 11 op bladzijde 121
Slide 9 - Slide
Uitleg theorie
Bijvoeglijk naamwoord & voorzetsel
Slide 10 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord noemt een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord -> een leuke klas, veel nieuwe leerlingen
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord -> van welke stof iets is. - het houten hek / een houten hek - de gouden ring / een gouden ring - de plastic pop / een plastic pop
Slide 11 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Het staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord een mooie film de kleine fiets
Soms staat het achter het zelfstandig naamwoord de film is mooi de fiets is klein
Heeft vaak een korte vorm en een lange vorm een nieuw huis - het nieuwe huis - de nieuwe huizen
Slide 12 - Slide
Voorzetsels
Een voorzetsel is een woord dat je kan plaatsen vóór de kast of vóór de vakantie.
onder, boven, naast, in, tegen, op, aan de kast.
in, tijdens, vanwege, gedurende de vakantie.
Slide 13 - Slide
Voorzetsel
Je vindt een voorzetsel:
Aan het begin van een zinsdeel: Nazrin / springt / in de gymzaal / over het paard.
Aan het begin van een deel van een zinsdeel Op het dak van het huis / lagen / honderd zonnepanelen.
Slide 14 - Slide
Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 12 op bladzijde 122
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? 6 minuten
Vragen? Eerste vijf min geen vragen, steek daarna je hand op
Klaar? Kijk de opdracht na. Daarmee klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk.
timer
2:00
Slide 15 - Slide
Terugblik
Slide 16 - Slide
Terugblik
1. Natuurkundeleraren voor de hoogste klassen zijn moeilijk te vinden.
2. Dat schept een realistisch beeld van de maatschappij.
3. Een professionele houding is belangrijk op kantoor.
Benoem de zelfstandig naamwoorden, lidwoorden, werkwoorden, bijvoeglijk naamwoord & voorzetsel.