This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat denk je: wat is het verschil tussen passieve en actieve woordenschat?
Slide 2 - Mind map
Taalontwikkeling vanaf babytijd
Kinderen begrijpen woorden eerder dan ze ze kunnen gebruiken.
1. passieve woordenschat ( in het hoofd hebben, snappen)
2. actieve woordenschat ( zelf het woord gebruiken)
Slide 3 - Slide
Dan moet je weten dat variantieanalyse heeft uitgewezen dat het formeren van mentale representaties van lexicale items in verschillende cognitieve domeinen ernstig belemmerd wordt door linguïstische deficiënties. Dat is even schrikken……
Slide 4 - Slide
Waarom is woordenschat zo belangrijk? Dan moet je weten dat variantieanalyse heeft uitgewezen dat het formeren van mentale representaties van lexicale items in verschillende cognitieve domeinen ernstig belemmerd wordt door linguïstische deficiënties. Dat is even schrikken he ……
A
ik begrijp precies waarover dit gaat
B
ik snap een paar woorden niet < 5
C
ik snap een paar woorden niet > 5
D
ik snap er eigenlijk niks van
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Video
01:42
Wat is waar? woordenschat is..
A
belangrijk voor het begrijpen van alle vakken op school
B
belangrijk om goed mee te kunnen praten in de klas
C
het fundament onder schoolsucces
Slide 7 - Quiz
Goed om je realiseren...
Een leerling begrijpt de tekst pas goed als het 95% procent van de tekst begrijpt. Ook dan pas bevordert het ook de leesvaardigheid!
Dat betekent: als een kind meer dan 5 woorden per honderd woorden niet begrijpt, is het boek te moeilijk! ( 1e blz, 5 vingers omhoog; ander boek kiezen)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
hoe heet het programma gericht op de (taal) ontwikkeling van jonge kinderen van 2 tot 6 jaar? Weet je dit toevallig?
A
VEV
voor en vroegschools
B
VVE
voor en vroegschoolse educatie
C
AEV
altijd even vroeg
D
VVV
verbreden verdiepen verrijken
Slide 10 - Quiz
Woordenschat en leesontwikkeling
De invloed op begrijpend lezen wordt gedurende de basisschool steeds duidelijker.
Vanaf groep 5 zie je grote verschillen ontstaan. Goede lezers gaan steeds beter lezen, zwakke lezers blijven achter. Begrijpend lezen begint een belangrijk onderdeel te worden.
Slide 11 - Slide
de gezinssituatie maakt ook verschil
Slide 12 - Slide
Verschillen in woorden
Onderscheid maken tussen basiswoorden en doelwoorden.
Deze woordenlijsten zijn vrij toegankelijk op internet en helpen je de goede woorden te kiezen bij een thema.
Slide 17 - Slide
Netwerken!
(koppel woorden aan wat kinderen al weten)
Slide 18 - Slide
De breedte of de diepte in?
breedte-aanpak: veel aandacht aan taal, vertellen, luisteren, praten, doorvragen etc. ect. Taal is overal!
diepte-aanpak: heel gericht nieuwe woorden aanleren bij een thema. Hierbij kun je het didactisch model 'de viertakt van Verhallen' gebruiken
Slide 19 - Slide
Viertakt van Verhallen
Slide 20 - Slide
Als je met de kinderen woorden gaat inoefenen met het spelletje 'hints', dan ben je aan het...
A
voorbewerken
B
semantiseren
C
consolideren
D
controleren
Slide 21 - Quiz
Hoe vaak bied je nieuwe woorden aan?
Een woord moet zeker 7 keer worden aangeboden om het te kunnen onthouden om opgeslagen te worden in het netwerk in het brein :
Liefst op zoveel mogelijk verschillende manieren:
Voorlezen
Thematafel
Themahoek
Themawoordenspin
Kringgesprek
Spelleeractiviteiten
consolideerspelletjes etc..
Rijke leeromgeving aanbieden dus!
Slide 22 - Slide
woordclusters: trappetje
woordclusters: paraplu
Slide 23 - Slide
consolideren (inoefenen)
bingo, memory, praatplaten, verhaal vertellen....wat klopt er niet, woordentrapjes maken, galgje, 'wat ben ik?', toneel spelen, speelhoek met voorwerpen etc. etc.