Paragraaf 9 Formuleren: actief/passief

Lijdende en bedrijvende vorm
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lijdende en bedrijvende vorm

Slide 1 - Slide

Wat ga je leren?
Aan het eind van de les kun je:

  1. Lijdende van bedrijvende zinnen onderscheiden
  2. Bepalen in welke situaties je juist wel of geen lijdende zinnen gebruikt.
  3. Zelf lijdende zinnen bedenken
  4. Een lijdende zin omzetten naar een bedrijvende zin

Slide 2 - Slide

Wat weet jij al over de bedrijvende/ lijdende vorm? (actief/ passief)

Slide 3 - Open question

De nieuwe laptop wordt door Mees gekocht.
passief of actief
A
passieve vorm
B
actieve vorm

Slide 4 - Quiz

Mees koopt de nieuwe laptop.
passief of actief?
A
passieve vorm
B
actieve vorm

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Video

Lijdende zinnen
Lijdende zinnen zijn niet altijd handig. Als je veel lijdende zinnen gebruikt, wordt je taalgebruik te zakelijk, te passief. Voor de lezer is dat vervelend.

Slide 7 - Slide

De bedrijvende vorm

a. De man koopt een computer


- Deze zin is actief

- In zin a staat een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp en een lijdend voorwerp

Slide 8 - Slide

De lijdende vorm

b. De computer wordt door de man gekocht (passief)

- Er veranderen dan drie dingen:
1. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
3. In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden  te staan.

Slide 9 - Slide

Voorbeelden
ActiefPassief (hulpwerkwoord is worden)
OTTJan slaat de hond.De hond wordt door Jan geslagen.
OVTJan sloeg de hondDe hond werd door Jan geslagen.
OTTTJan zal de hond slaan.De hond zal door Jan worden geslagen.
OVTTJan zou de hond slaan.De hond zou door Jan worden geslagen.

Slide 10 - Slide

Voorbeelden
ActiefPassief (hulpwerkwoord is zijn)
VTTJan heeft de hond geslagen.De hond is door Jan geslagen.
VVTJan had de hond geslagen.De hond was door Jan geslagen.
VTTTJan zal de hond hebben geslagen.De hond zal door Jan zijn geslagen.
VVTTJan zou de hond hebben geslagenDe hond zou door Jan zijn geslagen.

Slide 11 - Slide

Even oefenen. Sleep de zinnen naar het juiste hokje. Is de zin bedrijvend of lijdend?
Bedrijvend
Lijdend
Hij zal waarschijnlijk de iPhone kopen.
De auto is door de man gekocht.
Mijn dochter zoekt een kamer in Utrecht.
Je moet hem niet zo plagen.
De menigte werd door de politie verspreid.
Hij zou dat zelf gedaan hebben.
De kamer was door de brand zwartgeblakerd.

Slide 12 - Drag question

Van lijdend naar bedrijvend en andersom

  1.  Kijk eerst in welke vorm hij staat.
  2. Bekijk wie de handelend persoon is in de zin (wie voert het uit). Meestal staat deze achter het woord 'door', soms moet je deze verzinnen.
  3. Maak van de handelend persoon het onderwerp van de zin, haal het woord door weg.
  4. Bekijk in welke tijd een zin staat (verleden-tegenwoordig en voltooid of onvoltooid).

Slide 13 - Slide

Het geld wordt morgen door mijn werkgever op mijn rekening gestort.

Slide 14 - Open question

Het pakketje was gisteren toch bij de buren bezorgd?

Slide 15 - Open question

Even oefenen

Je krijgt zinnen te zien die of in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan.


Slide 16 - Slide

Hij zal waarschijnlijk de iPhone 14 kopen.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 17 - Quiz

De auto is door de man gekocht.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 18 - Quiz

Je moet hem niet zo plagen.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 19 - Quiz

Mijn jas is meegenomen door mijn vriendin.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 20 - Quiz

Hij keek door het zolderraam naar buiten.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 21 - Quiz

Aan het werk
Paragraaf 9 bladzijde 41 oefening  8


Slide 22 - Slide