This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Stil Lezen
timer
15:00
Stil lezen:
Slide 1 - Slide
Herhaling werkwoordspelling
Slide 2 - Slide
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 3 - Quiz
Als je verstandig bent, BRAND je daar je vingers niet aan.
A
pvtt
B
vd
C
pvvt
D
bn
Slide 4 - Quiz
De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande
Slide 5 - Quiz
De slapende kater was gemakkelijk te fotograferen.
A
OD als BN
B
VD als BN
Slide 6 - Quiz
Mijn (intapen) enkel doet nog steeds zeer.
A
Ingetapete
B
Ingetapede
C
Ingetapte
D
Ingetapde
Slide 7 - Quiz
evacueren De .................. kampen.
A
gëevacueerde
B
geëvacueerde
C
gëevacueerden
D
geëvacueerden
Slide 8 - Quiz
Hij (deleten - vt) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette
Slide 9 - Quiz
(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind
Slide 10 - Quiz
De stukken (kopiëren - tt) mijn secretaresse niet meer.
A
kopieert
B
kopieërt
C
kopiëren
D
kopieerde
Slide 11 - Quiz
De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde
Slide 12 - Quiz
Oefenen met werkwoordspelling
cambiumned.nl
onlinenederlands.nl
Slide 13 - Slide
www.cambiumned.nl
Slide 14 - Link
www.onlinenederlands.nl
Slide 15 - Link
Lijdende en bedrijvende vorm
Slide 16 - Slide
Wat ga je leren?
Aan het eind van de les kun je:
Lijdende van bedrijvende zinnen onderscheiden
Bepalen in welke situaties je juist wel of geen lijdende zinnen gebruikt.
Zelf lijdende zinnen bedenken
Een lijdende zin omzetten naar een bedrijvende zin
Slide 17 - Slide
Wat weet jij al over de bedrijvende/ lijdende vorm? (actief/ passief)
Slide 18 - Open question
De nieuwe laptop wordt door Mees gekocht. passief of actief
A
passieve vorm
B
actieve vorm
Slide 19 - Quiz
Mees koopt de nieuwe laptop. passief of actief?
A
passieve vorm
B
actieve vorm
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Video
Lijdende zinnen
Lijdende zinnen zijn niet altijd handig. Als je veel lijdende zinnen gebruikt, wordt je taalgebruik te zakelijk, te passief. Voor de lezer is dat vervelend.
Slide 22 - Slide
De bedrijvende vorm
a. De man koopt een computer
- Deze zin is actief
- In zin a staat een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp en een lijdend voorwerp
Slide 23 - Slide
De lijdende vorm
b. De computer wordt door de man gekocht (passief)
- Er veranderen dan drie dingen: 1. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp. 2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door. 3. In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.
Slide 24 - Slide
Voorbeelden
Actief
Passief (hulpwerkwoord is worden)
OTT
Jan slaat de hond.
De hond wordt door Jan geslagen.
OVT
Jan sloeg de hond
De hond werd door Jan geslagen.
OTTT
Jan zal de hond slaan.
De hond zal door Jan wordengeslagen.
OVTT
Jan zou de hond slaan.
De hond zou door Jan wordengeslagen.
Slide 25 - Slide
Voorbeelden
Actief
Passief (hulpwerkwoord is zijn)
VTT
Jan heeft de hond geslagen.
De hond is door Jan geslagen.
VVT
Jan had de hond geslagen.
De hond was door Jan geslagen.
VTTT
Jan zal de hond hebbengeslagen.
De hond zal door Jan zijngeslagen.
VVTT
Jan zou de hond hebbengeslagen
De hond zou door Jan zijngeslagen.
Slide 26 - Slide
Even oefenen. Sleep de zinnen naar het juiste hokje. Is de zin bedrijvend of lijdend?
Bedrijvend
Lijdend
Hij zal waarschijnlijk de iPhone kopen.
De auto is door de man gekocht.
Mijn dochter zoekt een kamer in Utrecht.
Je moet hem niet zo plagen.
De menigte werd door de politie verspreid.
Hij zou dat zelf gedaan hebben.
De kamer was door de brand zwartgeblakerd.
Slide 27 - Drag question
Van lijdend naar bedrijvend en andersom
Kijk eerst in welke vorm hij staat.
Bekijk wie de handelend persoon is in de zin (wie voert het uit). Meestal staat deze achter het woord 'door', soms moet je deze verzinnen.
Maak van de handelend persoon het onderwerp van de zin, haal het woord door weg.
Bekijk in welke tijd een zin staat (verleden-tegenwoordig en voltooid of onvoltooid).
Slide 28 - Slide
Het geld wordt morgen door mijn werkgever op mijn rekening gestort.
Slide 29 - Open question
Het pakketje was gisteren toch bij de buren bezorgd?
Slide 30 - Open question
Even oefenen
Je krijgt zinnen te zien die of in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan.