Hfd. 3 Taalverzorging

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Differentiatie
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Evaluatie
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Differentiatie
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Evaluatie

Slide 1 - Slide

10 min. Zs lezen

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt samengestelde woorden correct opschrijven
  • Je kent de regels wanneer je een -en/-e/-s als tussenletter moet gebruiken
  • Je kunt verwijswoorden correct gebruiken
  • Je kent verschillende verwijswoorden

Slide 3 - Slide

Differentiëren

- Wie gaat er zelfstandig aan de slag met de opdrachten?
opdr. 2+3+4+6 (blz. 104)
opdr. 17+18 (blz. 110)


- Uitleg (blz. 104)

Slide 4 - Slide

Tussenletter -en-


Het woord heeft alleen een meervoud op -en


vb. krant + bezorgen (kranten) krantenbezorger

kip + soep (kippen) kippensoep

Slide 5 - Slide

Tussenletter -e-
  1. Er is er maar één
    vb. één koning -> Koninginnedag
    één zon -> zonneschijn
  2. Het eerste woord een versterkende betekenis heeft
    vb. beresterk/apetrots (eerste gedeelte kun je vervangen door héél)
  3. Het woord een meervoud heeft op -en EN -s
    vb. groente + soep (groenten/groentes) groentesoep

Slide 6 - Slide

Tussenletter -s-


Deze kun je gewoon horen!
vb. jongen+broek -> jongensbroek

Slide 7 - Slide

Formuleren: verwijswoorden

Verwijswoorden gebruik je om te verwijzen naar woorden die je eerder in de zin/tekst gebruikt heb.

Regels:
- de-woorden: verwijs met deze of die
vb. De opdracht die je nog moet maken

- het-woorden: verwijs met dit of dat
vb. Ik snap het probleem niet. Snap je dat niet?

Slide 8 - Slide

Maken opdrachten


Opdracht: 2+3+4+6 (blz. 104)


opdracht 17+18 (blz. 110)


Klaar: nakijken!

Slide 9 - Slide

Evaluatie


Wat vonden jullie van de leerstof?


Leerdoelen behaald?


Hoe ging het differentiëren?

  • Je kunt samengestelde woorden correct opschrijven

  • Je kent de regels wanneer je een -en/-e/-s als tussenletter moet gebruiken

  • Je kunt verwijswoorden correct gebruiken

  • Je kent verschillende verwijswoorden
  • Slide 10 - Slide