Aan het einde van de les weet je het verschil tussen een feit en mening.
Je weet wat objectieve en subjectieve teksten zijn.
Slide 3 - Slide
Verschil feit en mening
Feit
Is waar of niet waar.
Kun je controleren.
Mening
Is wat iemand vindt.
Kun je niet controleren
Slide 4 - Slide
Objectieve teksten
... bevatten feiten (geen meningen)
Tekstsoorten
informerende teksten
uiteenzettende teksten
Let op: In een objectieve tekst kan de mening van een ander voorkomen (niet die van de schrijver)
Slide 5 - Slide
Subjectieve teksten
... bevatten de mening van de schrijver.
Tekstsoorten
activerende teksten
betogende teksten
Slide 6 - Slide
Aan de slag!
Pak je boek Op Niveau blz. 257
Lees tekst 7 Beren met een beperking grondig.
Maak vraag 1 t/m 6
Slide 7 - Slide
1. Om welke redenen maakt en verkoopt Christine beren met een beperking?
Slide 8 - Open question
2. Hoe denkt de schrijver van de tekst over het hebben van een beer met beperkingen?
Slide 9 - Open question
3. Welke ervaring gebruikt ze om haar mening toe te lichten?
Slide 10 - Open question
4. Schrijf minstens twee subjectieve uitspraken op waarmee de schrijver haar mening laat merken.
Slide 11 - Open question
5. Wat is de mening van Noor over beren met een beperking? Welke reden geeft ze bij haar mening?
Slide 12 - Open question
6. Wat is de mening van Mare over beren met een beperking? Welke reden geeft ze bij haar mening?
Slide 13 - Open question
blz. 261
Lees tekst 10 'In de linkerkant van mijn hersenen heb ik een prima plooi' grondig
Maak vraag 1 t/m 7
Slide 14 - Slide
1. Bepaal van de volgende zinnen of ze een mening of een feit bevatten. Volgens Franse onderzoekers zorgt hij (de ongelijke plooi) ervoor dat mensen taal ontwikkelen (r. 5-6)
A
feit
B
mening
Slide 15 - Quiz
2. Ik bedoel, ik zou het best lastig vinden deze column te maken zonder taal. (r. 6-7)
A
feit
B
mening
Slide 16 - Quiz
3. Ik kan helemaal niet tekenen. (r. 8)
A
feit
B
mening
Slide 17 - Quiz
4. Ook sociaal gedrag en het herkennen van gezichten gaat makkelijker met zo'n groef van zo'n 4,5 centimeter in je hersenen. (r. 12-13)
A
feit
B
mening
Slide 18 - Quiz
5. Maar in mijn rechterhersenhelft bakt mijn plooi er niet zoveel van. (r. 17-18)
A
feit
B
mening
Slide 19 - Quiz
6. Daar wordt de gezichtsherkenning bepaald. (r. 18-19)