KT1: Kapitel 4: getallen, haben, woordenlijst A

Kapitel 4
Getallen, haben, woordenlijst A
1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kapitel 4
Getallen, haben, woordenlijst A

Slide 1 - Slide

Doelen
Je kent de getallen t/m 1000 in het Duits

Je kunt het werkwoord "haben" vervoegen

Je kent de woorden uit de woordenlijst A D-NL en NL-D

Slide 2 - Slide

getallen
t/m 1000

Slide 3 - Slide

Leren via quizlet

- Quizlet is een overhoorprogramma
- flashcards (omdraaikaartjes)
- gratis aanmelden als je het handig vindt

Op de volgende pagina kun je kijken of het iets voor je is

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Hoe schrijf je 10 in het Duits?

Slide 6 - Open question

Hoe schrijf je 1 in het Duits?

Slide 7 - Open question

Hoe schrijf je 17 in het Duits?

Slide 8 - Open question

Hoe schrijf je 11 in het Duits?

Slide 9 - Open question

Welche Zahl hörst du?
A
14
B
16
C
13
D
12

Slide 10 - Quiz

Welche Zahl hörst du?
A
8
B
9
C
19
D
2

Slide 11 - Quiz

Welche Zahl hörst du?
A
11
B
16
C
20
D
21

Slide 12 - Quiz

Welche Zahl hörst du?
A
20
B
16
C
21
D
28

Slide 13 - Quiz

Welk getal is fout geschreven?
A
zweiundsiebenzig
B
dreiundvierzig

Slide 14 - Quiz

Welk getal is fout geschreven?
A
neunundzwanzig
B
zweihundretvierundfünfzig

Slide 15 - Quiz

Welk getal is fout geschreven?
A
neunhundertzweiundachtzig
B
zweihundertdreiunddreizig

Slide 16 - Quiz

Welk getal is fout geschreven?
A
siebhundertdreiundneunzig
B
neunhundertsiebenundsiebzig

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je 100 in het Duits?

Slide 18 - Open question

Hoe schrijf je 1000 in het Duits?

Slide 19 - Open question

Hoe schrijf je 862 in het Duits?

Slide 20 - Open question

haben

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide





Ich




du




er,sie,es




wir




ihr




sie




Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
haben

Slide 23 - Drag question

hij heeft
A
ich habe
B
du hast
C
er hat
D
sie hat

Slide 24 - Quiz

jij hebt
A
ich habe
B
du hast
C
er hat
D
sie hat

Slide 25 - Quiz

zij heeft
A
ich habe
B
du hast
C
er hat
D
sie hat

Slide 26 - Quiz

jullie hebben
A
wir haben
B
ihr habt
C
sie haben
D
Sie haben

Slide 27 - Quiz

u heeft
A
wir haben
B
ihr habt
C
sie haben
D
Sie haben

Slide 28 - Quiz

wij hebben
A
wir haben
B
ihr habt
C
sie haben
D
Sie haben

Slide 29 - Quiz

Mein Bruder ........ Pizza gegessen
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 30 - Quiz

Sie ........ braune Augen
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 31 - Quiz

Meine Mutter .......... eine Frage

Slide 32 - Open question

Felix ........ neue Schuhe

Slide 33 - Open question

......... ihr heute Deutschunterricht?

Slide 34 - Open question

Woordenlijst A

Slide 35 - Slide

timer
5:00

Slide 36 - Slide

tennissen

Slide 37 - Open question

zwemmen

Slide 38 - Open question

de bal

Slide 39 - Open question

aan sport doen

Slide 40 - Open question

het punt

Slide 41 - Open question

het veld

Slide 42 - Open question

de tribune

Slide 43 - Open question

spelen

Slide 44 - Open question

evaluatie

Slide 45 - Slide

Heb je nog extra hulp nodig?

Slide 46 - Open question