23-03-08 groep A-rood

Thema 18 Nederland
Lezen de babysitter
Typisch Nederlands!
Weten we het nog?
Presenteer je woord!
De Nederlandse cultuur
Onderzoek trots op Nederland 






1 / 14
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Thema 18 Nederland
Lezen de babysitter
Typisch Nederlands!
Weten we het nog?
Presenteer je woord!
De Nederlandse cultuur
Onderzoek trots op Nederland 






Slide 1 - Slide

Typisch Nederlands

Slide 2 - Slide

Typisch Nederlands 
windmolen / fiets / slecht weer
 
kaas / haring / poffertjes / stroopwafel /
 vakantie / tulp / klagen

Slide 3 - Slide

Presenteer het woord!
1. Wat is de betekenis?
2. Wat voor woordsoort is het?
3. Wat is het meervoud?
4. Hoeveel letters heeft het woord?
5. Lijkt het op een ander woord?
6. Op welk woord rijmt het?
7. Maak een zin met het woord!

Slide 4 - Slide

collega
daarvoor
economie
feestdag
flauw
gauw
gewoonte
graad
jammer
aardappel
afscheid
als
behalve
benieuwd
beschouwen
bevallen
bezwaar
bezwaren

Slide 5 - Slide

De Nederlandse cultuur
Hoofdstuk 5
blz.  32 en 33
maken opdracht 1, 2 en 3!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Onderzoek trots op Nederland
In tweetallen drie Nederlanders interviewen over Nederland!

Voorbereiden

Slide 8 - Slide

Wat is mijn probleem?


1 leerling komt naar voren
2. Er staat een probleem op het bord.
3. Geef een advies.
4. Wat is mijn probleem?

Slide 9 - Slide

Van A tot zin

blz. 88 en 89

Sommige werkwoorden krijgen een extra woordje zich!

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

wederkerende werkwoorden
Wederkerend = letterlijk 'terugkerend', komt terug.


Het werkwoord slaat terug op het onderwerp.

Slide 12 - Slide

Voorbeeld wederkerend ww
Ik vergis me wel eens.

Je kunt een ander niet vergissen, alleen jezelf. Daarom noem je dit een verplicht wederkerend werkwoord. 

Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (me)

Slide 13 - Slide

Tips & Trics
Zet de zin in de hij-vorm, dan verandert het wederkerend voornaamwoord in 'zich' en dat is wel makkelijk te herkennen.

Dus: Ik verveel me. -⊳ Hij verveelt zich.

Slide 14 - Slide