This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Argumenteren is te leren!
Slide 2 - Slide
Opdracht 1 schrijven pleidooi
Ga op zoek naar een onderwerp rondom internationaal recht
Maak een mindmap en verzamel zoveel mogelijk informatie over het onderwerp, bijvoorbeeld internet, literatuur, documentaires, interviews.
Gebruik het Kop romp staart model
Slide 3 - Slide
Uitvoeren
Kies een pakkende titel
Schrijf een inleiding. Leg de nadruk op het onderwerp
Schrijf de kern
Schrijf tenslotten je conclusie
Slide 4 - Slide
Pleidooi
Wat is een pleidooi?
Mondeling betoog
Niet alleen mening geven, maar ook iets bereiken
Nog subjectiever in taal dan betoog
Voorbeelden: rechtbank, Tweede Kamer.
Slide 5 - Slide
Leerdoelen pleidooi
Je kunt uitleggen wat een standpunt is.
Je kent vijf soorten argumenten.
Slide 6 - Slide
Standpunt
Je kunt het altijd oneens zijn met een standpunt.
Maar: een mening wordt pas een standpunt als er argumenten voor gegeven worden.
Slide 7 - Slide
Standpunt
Er volgen nu een aantal uitspraken. LET OP DE UITSPRAKEN TUSSEN HAAKJES.
Is het een standpunt? Houd je GELE kaart omhoog. Is het een argument? Houd je ROZE kaart omhoog.
Slide 8 - Slide
Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument
Slide 9 - Quiz
[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument
Slide 10 - Quiz
[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument
Slide 11 - Quiz
Opbouw argumentatie
Structuur:
Standpunt
Argument
want / omdat
dus / daarom
Slide 12 - Slide
Soorten argumenten
Ik leg niet alle soorten argumenten in één keer uit - veel te veel!
Nu 5 soorten.
Slide 13 - Slide
Gezagsargument
Argument op basis van iemand die gezag heeft.
voorbeeld:
Die nieuwe film van de Hongerspelen moet geweldig zijn (standpunt), want ik las er een hele positieve recensie over in de Volkskrant.
Slide 14 - Slide
Moreel argument
Argument is gebaseerd op geloof, ideaal of persoonlijke levensovertuiging.
voorbeeld:
Ik ben tegen verplichte orgaandonatie (standpunt), want ik mag geen organen doneren van mijn geloof.
Slide 15 - Slide
Controleerbare feiten of onderzoek
Je gebruikt een feit dat controleerbaar is.
voorbeeld:
Als ik op de scooter rijd, zet ik altijd mijn helm op (standpunt), want voor een boete moet ik zeker acht uur werken.
Slide 16 - Slide
Argument op basis van emotie
Een heel persoonlijk argument gebaseerd op gevoelens of intuïtie.
voorbeeld:
De toespraak van de premier was prachtig (standpunt); ik moest er bijna van huilen.
Slide 17 - Slide
Argument op basis van ervaring
Je gebruikt iets dat je zelf hebt meegemaakt als argument.
voorbeeld:
Je kunt maar beter niets bij die snackbar kopen (standpunt), want de vorige keer zat er een haar in mijn döner.
Slide 18 - Slide
Opdracht 2 Presenteren
Je gaat nu je pleidooi presenteren in de klas. Je moet dan je argumenten tegenover je medestudenten en docent verdedigen.