This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Disk thema geld en werk
Wat gaan we in deze les doen?
- praten over beroepen
- woorden uit de woordenlijst behandelen
DISK thema werk en geld
- Wat gaan we doen?
- praten over beroepen
- beroepen raden
- een video kijken
- nieuwe woorden lezen
- een korte quiz
Slide 1 - Slide
Welke beroepen ken jij? Schrijf ze op.
Slide 2 - Open question
Wat is het beroep van je vader/moeder?
Welk beroep wil jij zelf later hebben?
boer
dokter
monteur
kapper
Slide 3 - Slide
Raad het beroep:
de winkel
de kassa
het voedsel
de bloemen
kopen
verkopen
aardig zijn
Raad het beroep
de stoel
de spiegel
het schort
de kam
de schaar
knippen
verven
Slide 4 - Slide
Raad het beroep:
vies
kapot
de werkbroek
het gereedschap
de auto
repareren
Raad het beroep:
de zieke mensen
beter maken
de spuit
prikken
het ziekenhuis
de witte kleren
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Je keek naar het beroep van een HOVENIER.
Nadat je klaar bent op school ga je werken. Je wilt een baan bij een bedrijf waar je met plezier naartoe gaat. Je krijgt een baas en collega's waarmee je samenwerkt.
Misschien heb je nu al een baan na schooltijd? Dat noem je een bijbaan. Je verdient geld, een inkomen. Voor een bijbaan heb je meestal geen diploma nodig.
Slide 7 - Slide
Wanneer je werkt moet je belasting betalen aan de overheid. Het belastinggeld wordt gebruikt voor belangrijke dingen. Er gaat bijvoorbeeld geld naar ziekenhuizen en het leger.
Je baas betaalt een deel van jouw belasting aan de
overheid. Het bedrijf betaalt al iets van jouw salaris.
Je krijgt nooit alles wat je verdient.
Je verdient een bruto bedrag, maar krijgt het netto bedrag op je rekening gestort.
Slide 8 - Slide
Bruto en netto. Dat ziet er zo uit:
Slide 9 - Slide
Wat is het salaris?
A
Geld dat je moet betalen.
B
Briefgeld
C
Geld dat je verdient.
D
Een kadootje
Slide 10 - Quiz
Wat betekent het woord 'iets' ?
A
heel veel
B
niks
C
nooit
D
heel weinig
Slide 11 - Quiz
Wat is een bijbaan?
A
Werk als je een diploma hebt
B
werk na schooltijd
C
Geen leuk werk.
D
weet ik niet
Slide 12 - Quiz
Wie vertelt jou op je werk wat je moet doen? Dat is je b . . . .