2hv 1-10
Le mardi 2 octobre
1 / 9
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 9 slides, with text slides.
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Le mardi 2 octobre
Slide 1 - Slide
Plan du cours
1. Les buts du cours
2. La prononciation des mots (parler)
3. Le travail ensemble (parler)
4. Le travail en autonomie
5. Doelen behaald?
Slide 2 - Slide
1. Les buts du cours
-Je kunt eenvoudige informatie vragen/ geven over reizen met het OV (parler).
-Je hebt apprendre 6 en 7 blz. 41 geoefend.
Slide 3 - Slide
2. La prononciation des mots
Prends ton livre à la page 41.
Nous allons pratiqué les mots apprendre 6.
Nous allons pratiqué les mots apprendre 6.
timer
5:00
Slide 4 - Slide
3. Le travail du jour
Ensemble
Fais les exercices "Parler": 17A(k) + B(k) + 18(k) +22(k)
En autonomie
1.5: Fais les exercices Grammaire I 16B + C + D
1.6: Fais les exercices 25 + 26 + 28 + 30/ havo: 24 + 25 + 28 + 30
Slide 5 - Slide
Les buts du cours
Les buts:
-Je kunt eenvoudige informatie vragen/ geven over reizen met het OV. (écouter + parler)
-Je hebt apprendre 6 en 7 blz. 41 geoefend.
Slide 6 - Slide
2b. Le verbe être au présent
Wat betekent dit werkwoord ?
Je suis
Tu es
Il/ elle/ on est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/elles sont
Slide 7 - Slide
2c. Le passé-composé met être
De volgende 12 werkwoorden worden met être vervoegd. (p. 24)
aller = allé monter = monté
venir = venu descendre = descendu
arriver = arrivé rester = resté Let op: je moet een
partir = parti rentrer = rentré extra e of s toevoegen
entrer = entré retourner = retourné als het onderwerp
sortir = sorti tomber = tombé vrouwelijk/ meervoud is
Slide 8 - Slide
2.Grammaire I: "Partir"+ "Sortir"
Let op: Deze werkwoorden zijn onregelmatig.
PARTIR (vertrekken) SORTIR (uitgaan)
Je pars Je sors
Tu pars Tu sors
Il/elle/on part Il/elle/on sort TIP
Nous partons Nous sortons "tir" afhalen
Vous partez Vous sortez + uitgang
Ils/elles partent Ils/elles sortent
