BLOK 3 Over taal

Over taal
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Over taal

Slide 1 - Slide

leerdoelen
aan het einde van het deze les


  • weten jullie wie jullie vanaf nu les geeft
  • begrijp je betekenissen van een aantal verschillende schooltaalwoorden en woorden uit teksten.
  • kun je gebruik maken van het stappenplan  "moeilijke woorden'.
  • kun je met behulp van grondwoorden betekenissen van woorden vinden in een woordenboek.

Slide 2 - Slide

Over jullie nieuwe docent

Slide 3 - Slide

Wat zijn schooltaalwoorden?
A
Hoe je tegen je vrienden van school praat
B
Moeilijkere woorden die op school worden gebruikt

Slide 4 - Quiz

Schooltaalwoorden

functie
verklaren
conclusie 

Slide 5 - Slide

(huis)werk opdr. 29
Kijk in je boek op blz. 130-131 
Schrijf het zo op in je schrift.
1. aandachtig = met veel aandacht 
2. typisch = 


Slide 6 - Slide

timer
5:00

Slide 7 - Slide

Hoe ging het?

Slide 8 - Slide

(huis)werk opdr. 30. 1 
Kijk in je boek op  blz. 130-131 
Schrijf het zo op in je schrift.
1. avonturier  = iemand die er op uit is om van alles te beleven

opdracht 30.2 hoef je niet te maken, die doen we samen in de klas. 

Slide 9 - Slide

timer
10:00

Slide 10 - Slide

stappenplan moeilijke woorden...

Slide 11 - Slide

stappenplan moeilijke woorden...
  1. Lees een stukje verder in de tekst en kijk of het woord wordt uitgelegd. 
  2. Zie je een bekend stukje in het woord?
  3. Kijk naar plaatjes bij de tekst.
  4. Vraag de betekenis of zoek hem zelf op.

Slide 12 - Slide

Als je een woord niet begrijpt...
stap 1:     lees een stukje terug of lees een stukje verder. 
 Vaak zie je:





Slide 13 - Slide

vaak zie je.....

een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
De juf zei: ik moet de toetsen nog corrigeren, ik hoop dat ik ze morgen heb nagekeken.

Slide 14 - Slide

vaak zie je ....

een woord dat het tegenovergestelde betekent.
Vroeger was mijn opa altijd sterk en fit, nu is zijn gezondheid broos.

Slide 15 - Slide

vaak zie je ....

een uitleg of een omschrijving van het woord.
Ik ga heel graag naar een musical. Dat is een voorstelling waarin zowel geacteerd als gezongen wordt.

Slide 16 - Slide

oefenen met.....
- woord met ongeveer dezelfde betekenis
- tegenstelling
- uitleg / omschrijving van het woord

Slide 17 - Slide

In de winter SCHEMERT het al vroeg. Het wordt dan al vroeg een beetje donker.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 18 - Quiz

Linda is een echte AVONTURIER , ze wil altijd veel van de wereld zien.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 19 - Quiz

De afgelopen maand viel er veel NEERSLAG, het regende bijna dagelijks.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 20 - Quiz

Als je naar het schilderij van Rembrandt kijkt, wat denk je dan: 'is het OUDERWETS of modern?
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 21 - Quiz

(huis)werk 
lees opdracht 31 goed en maak de opdracht in je schrift.

Slide 22 - Slide

grondwoorden
Zo staat het woord in het woordenboek:
  • Bij werkwoorden zoek je naar het hele werkwoord.
  • Bij zelfstandige naamwoorden je zoekt het enkelvoud en géén verkleinwoord.
  • Soms zoek je de kortste vorm
gelopen --> lopen
zwommen --> zwemmen
gezongen --> zingen
toverde --> toveren

Slide 23 - Slide

het grondwoord van computertje is:

Slide 24 - Mind map

het grondwoord van gewinkeld is

Slide 25 - Mind map

het grondwoord van veranderden is

Slide 26 - Mind map

het grondwoord van viooltje is

Slide 27 - Mind map

(huis)werk
lees opdracht 32 goed en maak de opdracht in je schrift.

Slide 28 - Slide

Je weet nu: 
  • wie meneer Bakker is.
  • begrijp je betekenissen van een aantal verschillende schooltaalwoorden en woorden uit       teksten.
  • kun je gebruik maken van het stappenplan "moeilijke woorden'.
  • kun je met behulp van grondwoorden betekenissen van woorden vinden in een woordenboek. 

Slide 29 - Slide

trappen van vergelijking

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

hoog - hoger -?

Slide 32 - Open question

breed - breder - ?

Slide 33 - Open question

? - liever - liefst

Slide 34 - Open question

weinig - minder - ?

Slide 35 - Open question

? - beter - best

Slide 36 - Open question

? - meer - meest

Slide 37 - Open question

opdracht: 
lees opdracht 33 goed en maak de opdracht in je schrift.

Slide 38 - Slide

samenstellingen
van vogel en huisje maak je ........


van slagroom en taart maak je ......

Slide 39 - Slide

school
fiets
bel
plein
broek
boek
tas
gebouw
tocht
route

Slide 40 - Drag question

opdracht
Maak in tweetallen een 
woordketting 
van samenstellingen. 
opdr 36 

Slide 41 - Slide

opdracht: 
lees opdracht 34-35  goed en maak de opdracht in je schrift.

Slide 42 - Slide