BLOK 3 Over taal

Over taal
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Over taal

Slide 1 - Slide

leerdoelen
aan het einde van deze les:
- begrijp je betekenissen van een aantal verschillende schooltaalwoorden en woorden uit teksten.
- kun je gebruik maken van het stappenplan  "moeilijke woorden'.
- kun je m.b.v. grondwoorden betekenissen van woorden vinden in een woordenboek.
- kun je uitleggen wat een samenstelling is.

Slide 2 - Slide

3.10 Schooltaalwoorden
Woorden die je veel gebruikt op school. 
Deze woorden komen vaak voor in lesboeken en in toetsen. 
Voorbeelden: lees, selecteer, noteer, citeer

Slide 3 - Slide

Maak
Maak opdracht 24 en 25
Blz. 112-123

Slide 4 - Slide

3.11 stappenplan moeilijke woorden...
1) Lees een stukje verder in de tekst en kijk of het woord wordt uitgelegd.
2) Zie je een bekend stukje in het woord?
3) Kijk naar plaatjes bij de tekst.
4) Vraag de betekenis of zoek hem zelf op.

Slide 5 - Slide

Maak
opdracht 26 (betekenissen van woorden)
en 
opdracht 27 (tegengestelde woorden)
blz. 115

Slide 6 - Slide

Als je een woord niet begrijpt...
stap 1:     lees een stukje terug of lees een stukje verder. 
 Vaak zie je:





Slide 7 - Slide

vaak zie je.....

een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
De juf zei: ik moet de toetsen nog corrigeren, ik hoop dat ik ze morgen heb nagekeken.

Slide 8 - Slide

vaak zie je ....

een woord dat het tegenovergestelde betekent.
Vroeger was mijn opa altijd sterk en fit, nu is zijn gezondheid broos.

Slide 9 - Slide

vaak zie je ....

een uitleg of een omschrijving van het woord.
Ik ga heel graag naar een musical. Dat is een voorstelling waarin zowel geacteerd als gezongen wordt.

Slide 10 - Slide

oefenen met.....
- woord met ongeveer dezelfde betekenis
- tegenstelling
- uitleg / omschrijving van het woord

Slide 11 - Slide

In de winter SCHEMERT het al vroeg. het wordt dan al vroeg een beetje donker.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 12 - Quiz

Linda is een echte AVONTURIER , ze wil altijd veel van de wereld zien.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 13 - Quiz

De afgelopen maand viel er veel NEERSLAG het regende bijna dagelijks.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 14 - Quiz

Als je naar het schilderij van Rembrandt kijkt, wat denk je dan: 'is het OUDERWETS of modern?
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 15 - Quiz

grondwoorden
Zo staat het woord in het woordenboek:

Bij werkwoorden zoek je naar het hele werkwoord.
gelopen --> lopen
zwommen --> zwemmen
gezongen --> zingen
toverde --> toveren

Slide 16 - Slide

grondwoorden
Zo staat het in het woordenboek.

Bij zelfstandige naamwoorden: je zoekt het enkelvoud en géén verkleinwoord.
jasje --> jas
piano's --> piano
kastjes --> kast
tafeltje --> tafel

Slide 17 - Slide

grondwoorden
Zo staat het in het woordenboek

Soms zoek je de korste vorm.
goedkope --> goedkoop
zieke --> ziek
moeilijke --> moeilijk 

Slide 18 - Slide

het grondwoord van computertje is:

Slide 19 - Mind map

het grondwoord van gewinkeld is

Slide 20 - Mind map

het grondwoord van veranderden is

Slide 21 - Mind map

het grondwoord van viooltje is

Slide 22 - Mind map

trappen van vergelijking

Slide 23 - Slide

hoog - hoger -?

Slide 24 - Open question

breed - breder - ?

Slide 25 - Open question

? - liever - liefst

Slide 26 - Open question

weinig - minder - ?

Slide 27 - Open question

? - beter - best

Slide 28 - Open question

? - meer - meest

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Video

school
fiets
bel
plein
broek
boek
tas
gebouw
tocht
route

Slide 31 - Drag question

Huiswerk
Maak 
opdracht 28 (opzoeken in woordenboek) 
en 
opdracht 29 (trappen van vergelijking)
blz 116

app grammatica en spelling: wwg zoeken 1 les erbij
Cijfer opslaan

Slide 32 - Slide