BE1 5.1 Fictie en 5.2 Gedicht: Beeldspraak

Lesdoelen
Genre 'fantasy'

Beeldspraak in gedichten

Poëzie of rap schrijven
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesdoelen
Genre 'fantasy'

Beeldspraak in gedichten

Poëzie of rap schrijven

Slide 1 - Slide

5.1 Fictie

Lees het fragment 'Donornier'.
Maak opdrachten 3, 4 en 6.

15 minuten .... ssssst!
Klaar? Vergelijk antwoorden.
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Beeldspraak
(metafoor)
Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
Waar kom je figuurlijke taal of beeldspraak tegen?

Slide 3 - Slide

Figuurlijk taalgebruik
of beeldspraak
Je roept er een beeld op waardoor je boodschap krachtiger overkomt.
Figuurlijk taalgebruik in literatuur en zeker  gedichten is meestal verrassend. Maar ook in reclames versterkt beeldspraak de boodschap. 


Slide 4 - Slide

figuurlijk taalgebruik    
vergelijking
metafoor
De schrijver vergelijkt iets met een beeld. 
De schrijver gebruikt een beeld voor wat hij bedoelt. 

Marijn, een echte angsthaas, ging er als eerste vandoor.
De angsthaas ging er als eerste vandoor. 

Slide 5 - Slide

Weleens in Blijdorp geweest?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Paul Rodenko
 
  • 1920-1976, Den Haag
  • Dichter, essayist, criticus en vertaler
  • existentialisme en surrealisme 
  • Gedicht: Bommen (1951)
 

Slide 9 - Slide

DE STAD IS STIL.

DE STRATEN

HEBBEN ZICH VERBREED.

KANGOEROES KIJKEN DOOR DE VENSTERGATEN.

EEN VROUW PASSEERT.

DE ECHO RAAPT GEHAAST

HAAR STAPPEN OP.



DE STAD IS STIL.

EEN KAT ROLT STIJF VAN HET KOZIJN.

HET LICHT IS ALS EEN BLOK VERPLAATST.

GERUISLOOS VALLEN DRIE VIER BOMMEN OP HET PLEIN

EN DRIE VIER HUIZEN HIJSEN TRAAG

HUN RODE VLAG



Vragen bij het gedicht 'Bommen' van Paul Rodenko


1. Wat gebeurt er in het gedicht?
2. Lees je het gedicht letterlijk of figuurlijk? Wat zou de dichter hebben bedoeld? Probeer het in beide gevallen te verklaren. 
3. Waarom is het stil in de stad?
4. Hoe hebben de straten zich verbreed?
5. Hoe komen er kangoeroes op straat?


Slide 10 - Slide


Slide 11 - Open question

In de bovenstaande opdracht heb je woordvelden gekleurd. 
Als je een gedicht wil schrijven, kan het helpen om eerst woordvelden te maken en daarmee aan de slag te gaan.

Bedenk vier locaties/omgeving (flat/bos), vier dieren èn vier eigenschappen die alleen mensen kunnen (bijvoorbeeld oprapen, lachen, huilen enz). Schrijf ze op.


locatie
dier
eigenschap

Slide 12 - Slide

Schrijf de vreemdste combinaties op. Schrijf daarmee een strofe van 4 regels waarin je je gekozen dier noemt, zegt waar hij is en wat hij voor een menselijke dingen doet. Post hier jouw creatieve product.

Slide 13 - Open question

Evaluatie
  • Hoe ging het werken?
  • Hoe ging het maken van de opdrachten?
  • Wat ging goed?
  • Wat ging nog niet zo goed?

Slide 14 - Slide