This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hoe heet deel 8?
A
celmembraan
B
vacuolevocht
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 1 - Quiz
Hoe heet deel 7?
A
celmembraan
B
vacuolevocht
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 2 - Quiz
Een dierlijke cel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern -GEEN celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
Slide 3 - Quiz
Wat is alleen bij een plantaardige cel aanwezig ?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Celkern
D
Cytoplasma
Slide 4 - Quiz
Wat is een uniek kenmerk van een dierlijke cel?
A
Heeft een celkern
B
Heeft bladgroenkorrels
C
Heeft geen celwand
D
Heeft geen vacuole
Slide 5 - Quiz
bladgroenkorrel
celmembraan
celkern
vacuole
cytoplasma
celwand
Slide 6 - Drag question
Welk onderdeel is opgebouwd uit cellulose?
A
vacuole
B
bladgroenkorrel
C
celkern
D
celwand
Slide 7 - Quiz
Zet op volgorde van groot (5) naar klein (7):
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme
Celkern
DNA
Slide 8 - Drag question
Fotosynthese vindt plaats in...
A
de bladgroenkorrels
B
cytoplasma
C
celkern
D
celmembraan
Slide 9 - Quiz
Schrijf op welke typen plastiden er zijn.
Slide 10 - Open question
Welke celorganellen zijn betrokken bij het opslaan en beschikbaar maken van energie?
Slide 11 - Open question
Hoe heet de bouwinstructie die nodig is om eiwitten te produceren en in welk celorganel bevindt het zich?
A
thylakoiden in de chloroplasten
B
dubbele membranen in de mitochondriën
C
DNA in de celkern
D
onzin, eiwitten ontstaan gewoon
Slide 12 - Quiz
De laatste stap bij het maken van eiwitten is het afwerken en verpakken. Welk celorganel doet dit? Geef de naam, en het nummer dat dit organel in de afbeelding hiernaast heeft.
Slide 13 - Open question
Wat is de naam van de organellen die in de afbeelding zijn aangegeven als kleine rode bolletjes? Wat is de functie?
Slide 14 - Open question
Welk organel zorgt of welke organellen zorgen voor transport van eiwitten in een zenuwcel?