Der und ein Gruppe , naamvallen stap voor stap, Stuttgart 2.4
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Planung
Intro
Doel
Naamvallen
Slide 2 - Slide
Lernziele
Ich kann die Fälle benutzen mit mein Buch
Slide 3 - Slide
Stappenplan
voorzetels: uit je hoofd leren
ontleden
der und ein Gruppe: stappenplan gebruiken
Slide 4 - Slide
De voorzetsels
Deze moet je gewoon in je hoofd leren.
Maar wat heel fijn is, is dat verschillende voorzetsels bij een naamval horen.
Slide 5 - Slide
Akkusativ - Präpositionen (4de)
durch - door
für - voor
um - om
bis - tot
ohne - zonder
gegen - tegen
entlang - langs
Slide 6 - Slide
Dativ - Präpositionen (3de)
mit - met
nach - na, naar
bei - bij
seit - sinds
von - van, door
zu - naar (bij personen)
außer - behalve
aus - uit
gegenüber - tegenover
Slide 7 - Slide
Jetzt üben wir!
sleep de juiste vertaling naar het juiste voorzetsel
Slide 8 - Slide
uit
naar (personen)
van, door
na, naar
bij
sinds
met
von
zu
seit
nach
mit
bei
aus
Slide 9 - Drag question
door
tot
zonder
tegen
om
voor
bis
um
ohne
für
gegen
durch
Slide 10 - Drag question
Geen voorzetsel?
Nominativ (onderwerp) = 1e naamval
Dativ (meewerkend voorwerp) = 3e naamval
Akkusativ (lijdend voorwerp) = 4e naamval
Slide 11 - Slide
Bij welk zinsdeel je de 1e naamval?
A
Onderwerp
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp
Slide 12 - Quiz
Stel er staat geen voorzetsel in de zin, wanneer gebruik je dan de 3e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 13 - Quiz
Stel er staat geen voorzetsel in de zin, welk zinsdeel gebruik je dan in de 4e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 14 - Quiz
Der Gruppe
Woorden die als de woorden der/die/das worden vervoegd.
Dit zijn de volgende woorden
dies.. = deze
jed.. = iedere, iedereen
manch.. = sommige, menig
welch.. = welke
solch.. = zulke
all.. = alle(s), iedereen
Slide 15 - Slide
Der Gruppe
De dikgedrukte uitgangen van de woorden uit de der- Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e
der
die
das
die
3e
dem
der
dem
den (+n)
4e
den
die
das
die
Slide 16 - Slide
ein-Gruppe
De woorden in de ein-Gruppe zijn de bezittelijke voornaamwoorden.
mein.. = mijn
dein.. = jouw
sein.. = zijn
ihr.. = haar
unser.. = onze
euer.. = jullie
ihr = hun
Ihr = Uw
Slide 17 - Slide
Ein Gruppe
De dikgedrukte uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen in de der-Gruppe, maar dan met het woordje ein
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e
ein
eine
ein
eine
3e
einem
einer
einem
einen (+n)
4e
einen
eine
ein
eine
Slide 18 - Slide
Proefzin stap voor stap
Eerst doen we een zin met een woord uit de der-Gruppe.
Het gaat om de zin:
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
Slide 19 - Slide
Stap 1
Welk woord moet ik vertalen?
Slide 20 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
Mit
B
de
C
Lehrerin
D
gesprochen
Slide 21 - Quiz
Stap 2
geslacht bepalen
Slide 22 - Slide
Welk geslacht heeft het zelfstandig nw Lehrerin?
A
m
B
v
C
o
D
mv
Slide 23 - Quiz
Stap 3
hoort het te vertalenwoord bij de der of ein Gruppe
Slide 24 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
Slide 25 - Quiz
Stap 4
Staat er een voorzetsel in de zin?
Slide 26 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
nee
B
ja
Slide 27 - Quiz
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen. Wat is het voorzetsel?
A
mit
B
de
C
Lehrerin
D
gesprochen
Slide 28 - Quiz
Stap 5
Bij welke naamval hoort dit voorzetsel?
Slide 29 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
Slide 30 - Quiz
Stap 6
Wat wordt dan de juiste vertaling van het woord "de"?
(als het goed is kun je via de hotspot de der-Gruppe er bij pakken, maar dit mag ook via je boek)
Slide 31 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
der Gruppe
A
dem
B
die
C
den
D
der
Slide 32 - Quiz
Stappenplan ten einde
Nu ken je de stappen voor de der-Gruppe. Voor de ein Gruppe doe je precies het zelfde, maar dan kijk je dus in ein in plaats van der. Om er even mee te oefenen heb ik nog een aantal open vragen waarin je zelf het juiste antwoord in moet typen.
Hierbij hoef je geen hoofdletters te gebruiken.
Slide 33 - Slide
Durch ... (de) Mann habe ich die Prüfungen geschafft.
Slide 34 - Open question
Für ..... (mijn) Sohn habe ich Nachhilfe organisiert
Slide 35 - Open question
Nach ... (de) Schule spiele ich Fußball.
Slide 36 - Open question
Zu .... (mijn) Kinder.. (mv) bin ich immer streng. Let op, hier moet je ook het znw invullen!
Slide 37 - Open question
Um ... (een) guten Blick (m) zu bekommen brauchen wir eine Übersicht.