Oefentoets marktvormen

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Oefentoets marktvormen

Vandaag maken we een oefentoets over de marktvormen.

Dit is als voorbereiding op jullie examen.

Leren toets:

Schrijf voor elke marktvorm op welke kenmerken hij heeft.

Schrijft bij de marktvormen op hoe je de maximale winst berekend.

Denk er aan bij monopolie niet te vroeg links af te slaan!

Wat komt er in deze oefen toets voor:

Hoofdstuk 1:

• De marktstructuur
• Info over de marktvormen

Hoofdstuk 2:

• De marktvormen toepassen

Vraag 1:

Concrete markt

Abstracte markt

2. Sleep de goederen naar de juiste plek

Heterogene goederen

Homogene goederen

Elektriciteit

Frisdrank

Graan

Suiker

Auto

Geld

Melk

Omschrijf duidelijk waarom iets homogeen of hertogen is.

Sommige producten kunnen met de juiste uitleg homogeen en hertogen zijn.

3. De afzet van een bedrijf wordt in euro’s uitgedrukt.

1. Juist
2. Onjuist

4. Het begrip marktaandeel betekend:

1. Zijn afzet als percentage van het totale afzet.
2. Zijn omzet als percentage van het totale omzet.
3. Hoe hoger marktaandeel hoe MEER invloed op de prijs.
4. Hoe hoger marktaandeel hoe MINDER invloed op de prijs.

5. Gegeven zijn de volgende vraag en aanbodfunctie. Sleep op basis van deze vraag en aanbodfuncties de evenwichtsprijs (P) en evenwichtshoeveelheid (Q). Let op: je hoeft slechts 2 antwoorden te geven. 

Qv = -99P+6000         Qa = 71p-800

P

Q

28

30,59

1960

20

16

3960

2040

50

40

6: Dit is GEEN kenmerk van een volkomen concurrentie:

1. Homogeen product
2. Lastige toetreding
3. Veel aanbieders
4. Transparante markt

Het is gemakkelijk toe te treden tot volkomen concurrentie daarom zijn er veel aanbieders. (Weinig vergunning, startkapitaal ect nodig)

7. Door middel van octrooien en patenten proberen bedrijven ervoor te zorgen dat ze alleenrecht houden

1. Volkomen concurrentie
2. Monopolistische concurrentie
3. Oligopolie
4. Monopolie

8. Deze marktvorm komt vooral voor bij de verkoop van homogene producten die gemakkelijk te verkopen zijn

1. Volkomen concurrentie
2. Monopolistische concurrentie
3. Oligopolie
4. Monopolie

9. Deze marktvorm kenmerkt zich door de hoge toetredingsdrempel, en door een beperkt aantal aanbieders

1. Volkomen concurrentie
2. Monopolistische concurrentie
3. Oligopolie
4. Monopolie

10. Binnen deze marktvorm is er een grote kans op kartelvorming

1. Volkomen concurrentie
2. Monopolistische concurrentie
3. Oligopolie
4. Monopolie

11. welke marktvorm?

1. Volledige mededinging
2. monopolistische concurrentie
3. oligopolie
4. monopolie

Dit herken je aan de blauwe lijn (MO LIJN) die 2x zo stijl loopt dan de GO lijn (bij monopolie gelijk aan de prijs)

Om meer te verkopen moet de prijs voor ALLE goederen omlaag.

MO daalt dus sneller dan de prijs.  Zie uitwerking hieronder.

1 stuk verkopen =     P= 20       TO= 20

2 stuks verkopen=   P= 19        TO= 38             MO= 18

3 stuks verkopen=   P= 18        TO= 54             MO= 16

4 stuks verkopen=   P= 17        TO= 68             MO= 14

12. De prijs is:

1. 30
2. 25
3. weet ik niet
4. 50

MONOPOLIE niet te vroeg linksafslaan.  (Dus geen 30)

MO = MK bij een hoeveelheid van 25

De P/GO lijn is 50 bij een hoeveelheid van 25 

13.
De kosten per product
bij maximale winst zijn:

1. 30
2. 25
3. weet ik niet
4. 50

14. De maximale winst
is:

1. 125
2. 500
3. 625
4. 1250

P= 50 

GTK= 25 

Winst per product is dus: 25.   

We verkopen 25 producten.

Totale winst =

25*25= 625

15:
Welke prijs komt hier tot stand?

1. 70
2. 80
3. 90
4. 100

16. Van welke marktvorm
spreken we hier?

1. Volledige mededinging
2. Monopolistische concurrentie
3. Oligopolie
4. Monopolie

17: De prijs is hier €80.
Wat nog meer?

1. De marginale opbrengst (MO)
2. De gemiddeld totale kosten (GTK)
3. Gemiddeld variabele kosten (GVK)
4. De gemiddelde opbrengst (GO)

Dit herkennen we aan de vlakke MO / P lijn. 

Elk product levert €80,- op (P=80) elk product dat we extra verkopen levert €80,- op (MO=80)

Hoezo is dit zo bij volkomen concurrentie?

Veel aanbieders, homogeen product, lage toetredingsdrempel, transparante markt. Je hebt hierom geen invloed op de prijs en moet verkopen voor €80,-

18: Wanneer de producent streeft naar
maximale winst. Maakt hij bij een prijs
van €80,- winst?

1. Nee
2. Ja wat zijn GTK zijn hier €50,-
3. Ja want zijn GTK zijn hier €70,-
4. Ja want zijn GTK zijn hier €55,-

Ja, MO=MK bij een hoeveelheid van 40 stuks.

De prijs is hier 80 en de GTK zijn hier €55,-

19: Doordat er winst is treden er
meer aanbieders toe. De
aanbodlijn verschuift naar:

1. Evenredig naar links. De prijs stijgt.
2. Evenredig naar rechts. De prijs stijgt.
3. Evenredig naar links. De prijs daalt.
4. Evenredig naar rechts. De prijs daalt.

20: Bij de markt van volkomen-
concurrentie waar zou de prijs op langer
termijn eindigen?

1. Het middelde punt van zijn GVK=€45.-
2. De helft van zijn marginale kosten= €40.-
3. Het laagste punt van zijn GTK= €50.-

21. Wat past bij de marktvorm van monopolistische concurrentie:

1. Homogeen product
2. Hetrogeen product
3. Vaste prijs
4. Invloed op de prijs

22: Een monopolist kan door prijsdiscriminatie meer winst maken. Wat is hiervoor nodig?

1. Homogeen product
2. Geen onderlinge doorverkoop
3. Marktsegmenten
4. verschillende doelgroepen

23: Wat is de meest efficiënte marktvorm?

1. Volkomen concurrentie
2. Monopolie
3. Oligopolie
4. Monopolistische concurrentie

Waarom is volkomen concurrentie de meest efficiënte marktvorm?

Einde oefentoets.