De woorden Blut und Eisen werden een beroemde metafoor om de politiek van Bismarck mee aan te duiden. Eenheid moest niet bereikt worden door onderling overleg, meende hij, maar door geweld en dwang van de sterkste. Bismarck was conservatief en een overtuigde nationalist. Eenwording moest niet via een revolutie bereikt worden, maar van ‘bovenaf’ opgelegd worden.
Bismarck maakte zich dan ook sterk om de Duitsers zo nationalistisch mogelijk te maken en zo de eenwording te bewerkstelligen. Zo liet hij onder meer veel standbeelden neerzetten van historische Germaanse helden en creëerde hij gezamenlijke vijanden.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
19de eeuw: Grote mogendheden
Machtige landen
Met o.a. veelvolkerenstaten
Daarover meer na de toetsweek
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Het Congres van Wenen:
A
was een overwinning voor de liberalen
B
wilde van de Restauratie niets weten
C
was gericht op het bevorderen van stabiliteit en veiligheid
D
was een directe oorzaak van het Revolutiejaar in 1848
Slide 28 - Quiz
Waarom werd in het Congres van Wenen besloten tot een samenvoeging van NL en België?
A
Als versterking van het tegenwicht tegen Frankrijk
B
Vanwege het herstel van de oude monarchieën
C
Omdat Nederlanders blij waren geweest met hun eerste Franse koning
D
Omdat dit een wens was van een nieuwe stroming: de liberalen
Slide 29 - Quiz
Wat was GÉÉN reden voor de Belgische opstand
A
Belgen moesten verplicht Nederlands spreken
B
De Belgen moesten meebetalen aan de enorme Hollandse schulden
C
Alle goede baantjes gingen naar de Hollanders
D
Willem I verplichtte alle Belgen om katholiek te worden
Slide 30 - Quiz
wat was de aanleiding voor het Congres van Verona?
A
het herstellen van de macht van de Franse koning
B
de Belgische opstand
C
een liberale opstand tegen de Italiaanse koning
D
een liberale opstand tegen de Spaanse koning
Slide 31 - Quiz
Lees de vier zinnen over de 19e eeuw. Kies de juiste zin.
A
Opstanden en oorlogen waren een belangrijke oorzaak van het verlangen naar natiestaten.
B
Het ontstaan van nieuwe staten beheerste het Congres van Wenen
C
Het streven naar natiestaten werd een bedreiging voor veelvolkerenstaten.
D
De Belgische opstand was een oorzaak van nationalisme
Slide 32 - Quiz
Waarom hielpen andere landen Willem I niet tijdens de "Belgische opstand"?
A
Ze hadden het te druk met revoluties in hun eigen land.
B
Ze waren bezig met het veroveren van afzetmarkten in Amerika.
C
Ze steunden het Belgische nationalisme.
D
Ze hadden het geld nodig om sociale wetten te kunnen betalen in hun land.
Slide 33 - Quiz
Elke volwassen burger moet kiesrecht hebben
A
Behalve als je Jari heet
B
conservatisme / socialisme
C
Socialisme / liberalisme
D
nationalisme / liberalisme
Slide 34 - Quiz
Nieuw in de Grondwet van 1848 was:
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
De regering is de uitvoerende macht
D
Recht op onderwijs
Slide 35 - Quiz
In de Nederlandse Grondwet van 1848 werd het volgende artikel opgenomen: de Koning is onschendbaar. Wat betekent ‘de Koning is onschendbaar’ in de praktijk?
A
De koning heeft de bevoegdheid om zelfstandig politieke beslissingen
te nemen.
B
De koning moet aftreden als hij het vertrouwen van het parlement
verliest.
C
De ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de uitspraken en het gedrag van de koning.
D
Het kabinet bepaalt welk personeel de koning voor zijn huishouden
mag aannemen.
Slide 36 - Quiz
n 1848 braken op veel plaatsen in Europa opstanden uit. Dit had ook gevolgen voor de politieke situatie in Nederland.
Welk gevolg hadden de opstanden van 1848 voor de politieke situatie in Nederland vanaf 1848?
A
De ministeriële verantwoordelijkheid werd ingevoerd.
B
Er brak in Nederland een revolutie uit.
C
Het algemeen kiesrecht werd ingevoerd.
D
Nederland werd een republiek.
Slide 37 - Quiz
Waarom gaf koning Willem II in 1848 toe aan de eis om een nieuwe grondwet te maken?
A
Hij vond zelf ook dat het parlement meer invloed moest krijgen
B
Hij zag dat er veel armoede was
C
Overal in Europa waren rellen, hij was bang voor zijn positie
D
De grondwet was ouderwets
Slide 38 - Quiz
Wanneer en hoe kwam de Duitse eenheid tot stand?
A
In 1848, door het Frankfurter Parlement
B
In 1871, onder liberale leiding
C
In 1848, door de revolutie van Marx
D
In 1871, onder leiding van Pruissen
Slide 39 - Quiz
Wat is GEEN onderdeel van de theorie van Karl Marx?
A
Arbeiders worden eerst uitgebuit door de kapitalisten
B
Proletariërs in verschillende landen zullen samen in opstand komen
C
Er komt een klasseloze samenleving waarin rijk en arm gelijk zijn
D
Er is een communistische heilstaat met Sovjets en geheime politie