H11.2

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H11.2 

Herhaling H4

Wat doet een dynamo/generator?

1. Die zet warmte om in beweging
2. Die zet beweging om in elektriciteit

Wat is een voordeel en een nadeel van zonne-energie en windenergie?

1. Makkelijk te vervoeren -Wel luchtvervuiling
2. Geen luchtvervuiling - Zeer gevaarlijk afval
3. Onbeperkte voorraad - Dure technologie
4. Makkelijk te verbranden - Beperkte voorraad

Elektriciteit

Elektriciteit is een stroom van elektronen

Een elektrisch apparaat werkt op elektriciteit

Elektriciteit stroomt uit een stopcontact via het snoer naar een apparaat

Door het snoer loopt een stroom van elektronen

Spanning en Stroomsterkte

Spanning is de hoeveelheid energie die een elektron bezit

Stroomsterkte is de snelheid waarmee de elektronen stromen

Als we ons elektronen voorstellen als vrachtwagens:

Spanning de hoeveelheid lading in de vrachtwagen 

Stroomsterkte hoe snel de vrachtwagens rijden

En nu?

Huiswerk vorige week staat in Magister Huiswerk

H11.1 Opdr. 2 t/m 15 

Huiswerk deze week:

TL - 11.2: 2, 3, 4, 5, 7, 10, 13, 16, 17, 20, 23 

HAVO - 11.2: 2 t/m 10, 13, 16 t/m 21, 23, 26

Symbolen een eenheden

Hoe veel energie gebruikt een apparaat?

Energie verbruik

Sommige appraten verbruiken meer energie dan anderen. 

Hoe veel energie een apparaat per seconde nodig heeft om goed te werken noem je vermogen

Vermogen berekenen

Het vermogen reken je uit aan de hand van de spanning en de stroomsterkte.

vermogen=spanning⋅stroomsterkte

P=U⋅I

Formule invullen

Elektriciteit uit het stopcontact heeft een spanning van 230 V .

De stroomsterkte varieert. 

Mijn wasmachine heeft een stroomsterkte van 10A:

Mijn wasmachine verbruikt 2300W per seconde

P=U⋅I=230V⋅10A=2300W

vermogen=spanning⋅stroomsterkte

Overnemen

En nu?

Huiswerk vorige week staat in Magister Huiswerk

H11.1 Opdr. 2 t/m 15 

Huiswerk deze week:

TL - 11.2: 2, 3, 4, 5, 7, 10, 13, 16, 17, 20, 23 

HAVO - 11.2: 2 t/m 10, 13, 16 t/m 21, 23, 26

H11.2

Vermogen berekenen

Het vermogen reken je uit aan de hand van de spanning en de stroomsterkte.

vermogen=spanning⋅stroomsterkte

P=U⋅I

Waarvoor staat de P in
?

vermogen=spanning⋅stroomsterkte

P=U⋅I

1. Spanning
2. Vermogen
3. Stroomsterkte

U = Spanning wordt gemeten in ..?

1. Ampère (A)
2. Volt (V)
3. Watt (W)

De eenheid Ampère (A) hoort bij de grootheid ....?

1. P - Vermogen
2. U - Spanning
3. I - Stroomsterkte

Energiegebruik

Als ik 120 km/h rij weet ik nog niet welke afstand ik heb gereden. Ik moet dan weten hoe veel uur ik heb gereden. 

P - Vermogen (eenheid Watt) is het energiegebruik per seconde.

Ik weet dan nog niet hoeveel energie ik heb verbruikt. 

Ik moet dan weten hoe veel seconden een apparaat aan heeft gestaan. 

Energiegebruik berekenen

We vermenigvuldigen het vermogen met de tijd om de verbruikte energie te berekenen. 

oftewel

energie=vermogen⋅tijd

E=P⋅t

Overnemen

Afronden P3

Taak 2.1 = vervallen toets H9

Afgetekend = afgerond = Vrijstelling

Taak 2.2 = gemiddelde PO cijfer

Alles ingeleverd = cijfer

Inh. = inleveren PO4 of PO5

En nu?

Huiswerk vorige week staat in Magister Huiswerk

H11.1 Opdr. 2 t/m 15 

Huiswerk deze week:

TL - 11.2: 2, 3, 4, 5, 7, 10, 13, 16, 17, 20, 23 

HAVO - 11.2: 2 t/m 10, 13, 16 t/m 21, 23, 26