H1 - moeilijke woorden les 1

Welkom!


Blok 2 : 10.15-11.35


Op je tafel :
- chromebook
- boek VIA Vooraf
- pen
Wie is er wel / niet?
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2,3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom!


Blok 2 : 10.15-11.35


Op je tafel :
- chromebook
- boek VIA Vooraf
- pen
Wie is er wel / niet?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe voel je je op dit moment?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 2 - Poll

This item has no instructions

Wat weet je nog van de lessen Nederlands uit jaar 2?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Nieuw thema :-) 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Doel van vandaag
Ik luister goed naar de uitleg en doe actief mee

Ik ken de moeilijke woorden en de betekenis van de moeilijke woorden van thema 1

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wie hoort er allemaal bij jouw familie?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Hoeveel vrienden heb je?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Hoofdstuk 1 - moeilijke woorden
We gaan alle moeilijke woorden van bladzijde 11 en 12 bespreken en er mee oefenen.

Ga er goed voor zitten, want hier komen ze ......

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

aanpassen

Slide 9 - Slide

Iets veranderen omdat dat gevraagd wordt of nodig is.
Voorbeeldzin : Op een nieuwe school moet jij je aanpassen aan de schoolregels.
afspreken

Slide 10 - Slide

Een afspraak maken met iemand
Voorbeeldzin : Je spreekt elke zaterdag met een vriendin af om te gaan sporten. 
het contact

Slide 11 - Slide

Het moment waarop je elkaar ziet of spreekt.
Voorbeeldzin : Met jouw zus in Amerika heb je niet elke dag contact. 
de eigenschap

Slide 12 - Slide

Iets wat echt bij een persoon, dier of ding hoort. 
Voorbeeldzin : Een eigenschap van jouw broer is dat hij veel lacht.  
de emotie

Slide 13 - Slide

Een gevoel dat je hebt.
Voorbeeldzin : Jouw opa liet emoties zien door hard te huilen. 
de herinnering

Slide 14 - Slide

Iets van vroeger waar je aan terugdenkt.
Voorbeeldzin : Zij heeft veel mooie herinneringen aan haar oma.
de kennis

Slide 15 - Slide

Iemand die je kent.
Voorbeeldzin : Mark is een kennis, die je via de sportclub kent. 
de nationaliteit

Slide 16 - Slide

Dat je bij een bepaald land hoort.
Voorbeeldzin : jij hebt de Nederlandse nationaliteit.
de opvoeding

Slide 17 - Slide

De manier waarop je iemand grootbrengt.
Voorbeeldzin : In zijn opvoeding heeft hij het verschil tussen goed en kwaad geleerd. 

rekening houden met

Slide 18 - Slide

Je aanpassen aan iets of iemand
Voorbeeldzin : In de trein moeten reizigers rekening houden met elkaar
de relatie

Slide 19 - Slide

De manier waarop mensen met elkaar te maken hebben.
Voorbeeldzin : De relatie tussen jouw oom en tante is goed. 
het respect

Slide 20 - Slide

De waardering die je hebt voor iets of iemand. Je laat de ander in zijn of haar waarde.
Voorbeeldzin : Jij hebt respect voor jouw opa, omdat hij al lange tijd voor jouw zieke oma zorgt. 
de uitnodiging

Slide 21 - Slide

De vraag of iemand jouw gast wil zijn. 
Voorbeeldzin : We hebben een uitnodiging gekregen voor de bruiloft van Mike en Olga. 
vertrouwen

Slide 22 - Slide

Op iemand kunnen rekenen.
Voorbeeldzin :  Jij vertrouwt je vader, omdat hij altijd doet wat hij belooft. 
oefenen van de woorden
Eens even kijken of je al een aantal woorden weet? 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

welk woord past het beste bij het plaatje?
A
afspreken
B
aanpassen
C
het contact
D
de eigenschap

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord past het beste bij het plaatje?
A
de gewoonte
B
de herinnering
C
de kennis
D
de emotie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord bedoel ik:
Op iemand kunnen rekenen

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Welk woord past bij het plaatje?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Welk woord past bij deze betekenis?
"iets wat echt bij een persoon, dier of ding hoort"

A
de kennis
B
de opvoeding
C
de eigenschap
D
de relatie

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welke woord past bij het plaatje?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Welk woord past bij deze betekenis?
"dat je bij een bepaald land hoort"

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Ik ken de betekenis van de woorden van thema 3
Ja, helemaal
De meeste woorden ken ik, maar een paar nog niet
Ik ken er een paar, de rest moet ik nog oefenen
Ik ken er nog geen 1 en mag nog veel gaan oefenen

Slide 31 - Poll

This item has no instructions