What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2KGT Grammatica woordsoorten
Grammatica woordsoorten
Oefenopdrachten
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica woordsoorten
Oefenopdrachten
Slide 1 - Slide
Kies de woordsoort van het onderstreepte woord.
1. We hebben u vorige week een brief gestuurd
2. De sleutels liggen op het plankje bij de kapstok
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
voegwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
u
bij
Slide 2 - Drag question
Kies de woordsoort van het onderstreepte woord.
3. Mireille heeft een portemonnee gevonden op straat.
4. Wil je Griekse yoghurt voor me meenemen uit de supermarkt?
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
voegwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
Mireille
Griekse
Slide 3 - Drag question
5. Sleep alle woorden naar het juiste vak!
WEL
een voegwoord
NIET
een voegwoord
Als
een
fantastisch
hamburger
jullie
meteen
of
omdat
werken
zodra
Slide 4 - Drag question
6. Welk woord is een andere woordsoort dan de andere woorden?
A
jouw
B
mijn
C
uw
D
zijn
Slide 5 - Quiz
Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze
Slide 6 - Quiz
'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
Slide 7 - Quiz
wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, fietsen, denken
Slide 8 - Quiz
Weet je nog wat bezittelijke voornaamwoorden zijn? Zoek het bezittelijk voornaamwoord.
A
hem
B
ik
C
wij
D
mijn
Slide 9 - Quiz
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van iemand is. Welke van deze woorden is een bezittelijk voornaamwoord?
A
mij
B
mijn
Slide 10 - Quiz
7. Welk woord is een andere woordsoort dan de andere woorden?
A
ben
B
in
C
naast
D
op
Slide 11 - Quiz
8. Welk woord is een andere woordsoort dan de andere woorden?
A
blauw
B
breed
C
grappig
D
zand
Slide 12 - Quiz
9. Welk woord is een andere woordsoort dan de andere woorden?
A
bent
B
gegeven
C
kwamen
D
toen
Slide 13 - Quiz
10. Op mijn vensterbank zit een vogel.
A
vw – bez. vnw – zn – ww – lw – zn
B
vz – bez. vnw – zn – ww – lw – zn
C
vz – pers. vnw – zn – ww – lw – zn
D
vw – pers. vnw – zn – ww – lw – zn
Slide 14 - Quiz
11. Wil je bij mij blijven eten?
A
ww – pers. vnw – vz – pers. vnw – ww – ww
B
ww – bez. vnw – vw – pers. vnw – ww – zn
C
ww – pers. vnw – vw – bez. vnw – ww – ww
D
ww – pers. vnw – vz – bez. vnw – ww – zn
Slide 15 - Quiz
12. Ik bracht mijn oma kersen en pruimen.
A
pers. vnw – ww – bez. vnw – pers. vnw – zn – vw – zn
B
zn – ww – bez. vnw – zn – zn – vw – zn
C
pers. vnw – ww – pers. vnw – zn – zn – vz – zn
D
pers. vnw – ww – bez. vnw – zn – zn – vw – zn
Slide 16 - Quiz
Is het onderstreepte woord een persoonlijk of een bezittelijk voornaamwoord?
14. We overhandigen hun het cadeau
15. Jullie mogen meedoen met de show.
16. Het is zijn beurt om het antwoord te geven.
17. Zij hebben ons nieuwe huis nog niet gezien.
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hun
Jullie
zijn
ons
Slide 17 - Drag question
13. Jouw kleine broertje is vrolijk.
A
pers. vnw – bn – zn – ww – zn
B
pers. vnw – bn – zn – ww – bn
C
bez. vnw – bn – zn – ww – zn
D
bez. vnw – bn – zn – ww – bn
Slide 18 - Quiz
Kies de woordsoort van het onderstreepte woord.
18. Met een stift tekende ik een smiley op het papier.
19. Je handschrift is mooi.
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
voegwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
Met
Je
een
ik
papier
handschrift
is
mooi
Slide 19 - Drag question
Kies de woordsoort van het onderstreepte woord.
20. Tijdens de wandeling neem ik water mee, zodat we geen dorst krijgen.
21. De linten en strikken liggen in de kast bij het raam.
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
voegwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
zodat
we
dorst
De
en
liggen
het
Slide 20 - Drag question
22. Maak een zin met de volgende woordsoorten. Je mag de volgorde van de woordsoorten niet veranderen
lw – zn – ww – vz – lw – zn
Slide 21 - Open question
23. Maak een zin met de volgende woordsoorten. Je mag de volgorde van de woordsoorten niet veranderen:
bez. vnw – zn – ww – bez. vnw – zn – ww
Slide 22 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Wie/wat + persoonsvorm?
B
Het onderwerp van de zin.
C
Alle werkwoorden in de zin.
D
Wie/wat + onderwerp?
Slide 23 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen
Slide 24 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in de zin.
B
De persoonsvorm.
C
Alle werkwoorden in de zin behalve de persoonsvorm.
D
Het voltooid deelwoord.
Slide 25 - Quiz
More lessons like this
Oefentoets taalverzorging mh1
February 2023
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
2 kader 2.7 Grammatica -1
January 2021
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Woordsoorten in het Nederlands
March 2023
- Lesson with
15 slides
5 M3 Grammatica woordsoorten herhaling
January 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3
Woordsoorten benoemen
October 2024
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
2 mavo
September 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
T2 woordsoorten opstart
January 2024
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten 2.7
December 2023
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1