Toetsje Grammatica ontleden_1V

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is het onderwerp in deze zin:
Boek je al resultaten met je nieuwe aanpak?
A
Boek
B
je
C
al
D
resultaten

Slide 2 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin:
Gisteren om 10 uur 's avonds stonden vijf jongens van tien jaar nog te kletsen bij de hangplek.
A
jongens
B
om 10 uur 's avonds
C
stonden
D
vijf jongens

Slide 3 - Quiz

Met welke vraag kun je het onderwerp vinden?

Slide 4 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Morgen gaan mijn vrienden shoppen in Arnhem.
A
gaan shoppen
B
gaan
C
morgen shoppen
D
mijn vrienden

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Waarom heb jij je voor die cursus niet afgemeld?
A
waarom
B
heb
C
afgemeld
D
heb afgemeld

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Die leerlingen zaten al de hele middag te kaarten in de aula.
A
zaten
B
zaten te kaarten
C
kaarten
D
zaten, kaarten

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde:
Gillend kwamen de kleuters de trap afgerend
A
gillend
B
gillend, kwamen
C
kwamen afgerend
D
gillend, kwamen afgerend

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
De overvaller van de trein is door tussenkomst van de politie al gauw opgepakt.
A
tussenkomst
B
is, tussenkomst, opgepakt
C
is opgepakt
D
opgepakt

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
De snowboarder kon zijn val nog maar net op tijd stoppen.
A
kon stoppen
B
kon, val
C
val, stoppen
D
stoppen

Slide 10 - Quiz

Lijdend voorwerp

Slide 11 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Het konijn at met smaak zijn worteltje.
A
het konijn
B
met smaak
C
at
D
zijn worteltje

Slide 12 - Quiz

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 13 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Die leerlingen kochten in de Jumbo verschillende zakjes snoep.
A
die leerlingen
B
kochten
C
in de Jumbo
D
verschillende zakjes snoep

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
De verkoper verkocht in zijn winkel de nieuwsgierige klant zijn duurste Samsung.
A
de verkoper
B
zijn duurste Samsung
C
in zijn winkel
D
de nieuwsgierige klant

Slide 15 - Quiz

Ontleed de volgende zin. Noteer: pv, ow, wg en lv
Tijdens de nieuwsuitzending las de nieuwslezer een vrolijk bericht voor.

Slide 16 - Open question

Ontleed de volgende zin. Noteer: pv, ow, wg en lv.
Nederland heeft tijdens de Olympische Spelen 20 medailles gewonnen.

Slide 17 - Open question

maximaal 21 punten

Slide 18 - Slide